24398 |
waterspin |
schoenmaker:
sxūnmakər (L312p Neerpelt),
waterspin:
wo.tərspen (L312p Neerpelt)
|
waterspin [N 26 (1964)]
III-4-2
|
32704 |
watervoor |
spitvoord:
spet˲[voord] (L312p Neerpelt)
|
Een watervoor is een meestal wat diepere voor die men vóór de winter over de akker trekt, om overtollig water te laten afvloeien. Een watervoor kan dwars op de normale ploegvoren liggen, in het midden van de akker (bij uiteenploegen), tussen de delen van een in panden geploegde akker of ook wel om de (reeds ingezaaide) akker heen. In het algemeen brengt men watervoren aan op laaggelegen of natte gronden, akkers met een laagte erin of op een hellende akker om te voorkomen dat de grond wordt uitgespoeld. De benamingen kunnen ook gebruikt worden voor de middenvoor (omdat deze vaak als watervoor fungeert), verder voor de brede of grove voren van een akker die "op de wintervoor" is gelegd om hem te laten uitvriezen of voor ondiepe waterlopen, greppels en geulen in het algemeen. [N 11, 59b; N 11A, 137k; N 11A, 137i add.; div.]
I-1
|
21675 |
wbd: afzeggen |
niet doorgaan:
ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.
də ⁄kuəp get ni dor (L312p Neerpelt)
|
ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21683 |
wbd: in trek |
goede markt:
ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.
⁄t əs ən guj ⁄mēͅrt gəwest (L312p Neerpelt)
|
Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21679 |
wbd: kwaadgeld = kwaadgeld |
kwaad geld:
ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.
⁄kogēͅlt (L312p Neerpelt)
|
kwaadgeld: Als men vindt dat iemand teveel vraagt, zegt men: "hoeveel ...... is daarbij"[kwaad-geld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21676 |
wbd: staartgeld / minder vragen |
dolperen:
ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.
heͅj het gə⁄dølpərt (L312p Neerpelt)
|
verschil: Vraagt men aanvankelijk teveel geld voor wat men wil verkopen, dan moet men tenslotte vaak genoegen nemen met minder dan men eerst kon krijgen; hoe noemt men in zulk geval het verschil tussen wat men eerst kon krijgen en wat men tenslotte werkel [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21663 |
wbd: verkopen voor |
geven:
ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.
as ex ər deͅ vør krix dan gēͅf ex zə (L312p Neerpelt)
|
verlaten, Zegt men bij u: ik wil die geit voor zoveel geld wel ~ = voor die prijs wil ik ze wel verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
22860 |
weddenschap |
wedding:
weddinh (L312p Neerpelt),
weddingschap:
wɛdiŋschap (L312p Neerpelt)
|
weddenschap [RND] || Wedding. [Willems (1885)]
III-3-2
|
29145 |
weefkamer |
weefkamer:
weefkamer (L312p Neerpelt)
|
De kamer of het vertrek waarin geweven wordt en waar het spinnewiel of de weefstoel staat. Dat kan de keuken, de opkamer, de naaikamer of een kamer(tje) zijn. In dit lemma gaat het om een weefruimte in het huis. [N 39, 4; N 5A (I]
II-7
|
18275 |
weefsel, stof |
stof:
grise stōf (L312p Neerpelt),
stof (L312p Neerpelt),
stôf (L312p Neerpelt)
|
een grijze stof [ZND B1 (1940sq)] || Hoe noemt U: stof in het algemeen [N 62 (1973)]
III-1-3
|