e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weegschaal waag: ən woͅx (Neerpelt) weegschaal [ZND B2 (1940sq)] III-3-1
weegtoestel broodwaag: bruwǝtwǭx (Neerpelt) Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e] II-1
week in de muil week in de muil: wiǝk en dǝ mul (Neerpelt) Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f] I-9
weer genezen weer gedaan: wēr gedōan (Neerpelt), weer op de been: weͅr op z`n bēn (Neerpelt) hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)] III-1-2
weerborstel borstel: bǫǝrstǝl (Neerpelt), weerbos: wērboͅs (Neerpelt) Harde, dikke en stijve stekelharen met een draaiing erin voor op de rug van het varken. [N 76, 13; N 28, 31] || valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)] I-12, III-1-1
weerlichtx weerlicht: weerliecht (Neerpelt) weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] III-4-4
weersgesteldheid weer: weer (Neerpelt) kil [ZND 27 (1938)] III-4-4
weerstand biedend hard in de muil: hārt en dǝ mul (Neerpelt) Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e] I-9
weesgegroet weesgegroet: weesgegroet (Neerpelt) Het gebed "Weesgegroet Maria", "Ave Maria", groetenis [jejruust zais(t) de Maria]. [N 96B (1989)] III-3-3
weesgegroetkralen kleine kralen: kleen kraolen (Neerpelt) De Weesgegroet-kralen (53 stuks). [N 96B (1989)] III-3-3