25659 |
brouwerij |
brouwerij:
brǫwǝrɛ̄j (L312p Neerpelt)
|
De plaats of het bedrijf waar men bier brouwt. In dit lemma zijn niet opgenomen de woorden die verwijzen naar een specifiek bedrijfsgebouw binnen de brouwerij. Zie daarvoor de lemmata ''mouterij, brouwhuis'', etc. Volgens de zegslieden uit Q 78 en Q 196 werd de term "panhuis" vroeger gebruikt, maar werd hij inmiddels vervangen door "brouwerij". Ook de invuller uit Q 188 vermeldt dat hij de term "panhuis" slechts uit oude archieven kent. [L 22, 27b; L 1u, 26;monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
bryX (L312p Neerpelt),
brøx (L312p Neerpelt),
schoor:
sXu.ər (L312p Neerpelt)
|
brug [RND] || een houten brug [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
broewd (L312p Neerpelt),
1a-m; 22, 29a;
brŏĕt (L312p Neerpelt)
|
bruid [ZND 01 (1922)] || de bruid [broeëd] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20387 |
bruidegom |
bruidegom:
1a-m; 22, 29a;
brŏĕddəgòm (L312p Neerpelt)
|
bruidegom [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
bruudje (L312p Neerpelt),
ə bry(3)tjə (L312p Neerpelt),
bruidjes
brydjəs (L312p Neerpelt),
bruutjes
brytjəs (L312p Neerpelt)
|
Een in het wit gekleed meisje in de processiestoet [bruidje, maagdje, ingelche]. [N 96C (1989)] || Een maagdeken ( in de processie). [ZND B1 (1940sq)] || Hoe heten de kleine meisjes die in de processie gaan? [ZND 22 (1936)]
III-3-3
|
20389 |
bruidsjapon |
trouwkleed:
trouwkliejed (L312p Neerpelt)
|
de bruidsjapon, het bruidskleed [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20371 |
bruidsmeisje |
bruidsmaagdje:
broewdsmèchtjen (L312p Neerpelt)
|
het bruidsmeisje [brönkesje] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20385 |
bruidspaar |
koppel:
koppel (L312p Neerpelt)
|
het bruidspaar [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20372 |
bruidssluier |
sluier:
sluier (L312p Neerpelt),
voile:
voile (L312p Neerpelt)
|
de sluier van de bruid, trouwsluier [sleuer] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20375 |
bruidsstoet |
suite (fr.):
suite (L312p Neerpelt)
|
de bruidsstoet [broeds-tsoch] [N 96D (1989)]
III-2-2
|