e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

Gevonden: 4325
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bruiloft bruiloft: brulleft (Neerpelt), 1a-m; 22, 29b;  brəlòft (Neerpelt) bruiloft [ZND 01 (1922)] || de bruiloft, het huwelijksfeest [hoeëchtsiet] [N 96D (1989)] III-2-2
bruine gebreide dameskous oude wijvenkous: aaw wievenkawsen (Neerpelt) dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)] III-1-3
brulkoe brul: bryl (Neerpelt) Een koe die aan de brulziekte lijdt. [N 3A, 101, A 48A, 45b, 45c; L 19B, 4a] I-11
brullen brullen: brølǝ (Neerpelt) Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
brulse koe brul: brøl (Neerpelt) Koe die niet meer drachtig is en veel brult. [JG 1a, 1b] I-11
brulziekte brul zijn: (de koe is) brøl (Neerpelt), (de koe is) brø̄l (Neerpelt) Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C] I-11
brusselse kant brusselse kant: brusselse kant (Neerpelt) Kantsoort met sierlijke motieven op fijne tule grond (Bonthond, s.v. ø̄Brusselsch kantø̄). [N 62, 81b] II-7
brutaal astrant: hij is astrant (Neerpelt), royaal (<fr.): reoal (Neerpelt) hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)] III-3-1
bui, regenbui bui: bui (Neerpelt), ps. omgespeld volgens IPA!  byej (Neerpelt), stort: ps. omgespeld volgens IPA!  stoͅrt (Neerpelt) bui, regen [ZND 01 (1922)] III-4-4
buik buik: boeek (Neerpelt), boeik (Neerpelt), bōēk (Neerpelt), buwk (Neerpelt), bū.k (Neerpelt), būk (Neerpelt), kast: kās (Neerpelt  [(grote buik)]  ), pens: pɛ.ns (Neerpelt) buik [N 10b (1961)] || de buik [ZND 29 (1938)] || Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41] I-9, III-1-1