20390 |
bruiloft |
bruiloft:
brulleft (L312p Neerpelt),
1a-m; 22, 29b;
brəlòft (L312p Neerpelt)
|
bruiloft [ZND 01 (1922)] || de bruiloft, het huwelijksfeest [hoeëchtsiet] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
18364 |
bruine gebreide dameskous |
oude wijvenkous:
aaw wievenkawsen (L312p Neerpelt)
|
dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34197 |
brulkoe |
brul:
bryl (L312p Neerpelt)
|
Een koe die aan de brulziekte lijdt. [N 3A, 101, A 48A, 45b, 45c; L 19B, 4a]
I-11
|
34138 |
brullen |
brullen:
brølǝ (L312p Neerpelt)
|
Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
34072 |
brulse koe |
brul:
brøl (L312p Neerpelt)
|
Koe die niet meer drachtig is en veel brult. [JG 1a, 1b]
I-11
|
34196 |
brulziekte |
brul zijn:
(de koe is) brøl (L312p Neerpelt),
(de koe is) brø̄l (L312p Neerpelt)
|
Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C]
I-11
|
28820 |
brusselse kant |
brusselse kant:
brusselse kant (L312p Neerpelt)
|
Kantsoort met sierlijke motieven op fijne tule grond (Bonthond, s.v. ø̄Brusselsch kantø̄). [N 62, 81b]
II-7
|
21573 |
brutaal |
astrant:
hij is astrant (L312p Neerpelt),
royaal (<fr.):
reoal (L312p Neerpelt)
|
hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
25116 |
bui, regenbui |
bui:
bui (L312p Neerpelt),
ps. omgespeld volgens IPA!
byej (L312p Neerpelt),
stort:
ps. omgespeld volgens IPA!
stoͅrt (L312p Neerpelt)
|
bui, regen [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
17634 |
buik |
buik:
boeek (L312p Neerpelt),
boeik (L312p Neerpelt),
bōēk (L312p Neerpelt),
buwk (L312p Neerpelt),
bū.k (L312p Neerpelt),
būk (L312p Neerpelt),
kast:
kās (L312p Neerpelt
[(grote buik)]
),
pens:
pɛ.ns (L312p Neerpelt)
|
buik [N 10b (1961)] || de buik [ZND 29 (1938)] || Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41]
I-9, III-1-1
|