25373 |
doden |
slachten:
slāxtǝ (L312p Neerpelt)
|
De in dit lemma opgenomen gegevens duiden op het doden in het algemeen. De woordtypen kunnen betrekking hebben op zowel het doden van een varken als van een rund. Een bij de opgave eventueel bijgevoegd object ''varken'', ''rund'', ''koe'', ''beest''is niet in het woordtype opgenomen. De opgaven die wijzen op een doden door slaan met een hamer zijn ondergebracht in het lemma ''verdoven'', omdat het slachtdier in de regel door de slag eerst verdoofd raakte. Hierna kon het gemakkelijk gedood worden door steken of snijden. [N 28, 11a; N 28, 11b; N 28, 12 a; monogr.]
II-1
|
23388 |
dodenhuisje |
dodenhuisje:
doejenhuuske (L312p Neerpelt)
|
Een mortuarium, dodenkapel in of bij de kerk. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18252 |
doek |
doek:
doek (L312p Neerpelt),
neusdoek:
neusdoek (L312p Neerpelt),
vod:
vod (L312p Neerpelt)
|
doek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
18288 |
doek -> [wld iii 2.2] |
witte doek:
ne witten doek (L312p Neerpelt),
witte neusdoek:
een witte neusdoek (L312p Neerpelt),
witte vod:
’n witte vod (L312p Neerpelt)
|
een witte doek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
22873 |
doel |
goal (eng.):
de goal (L312p Neerpelt)
|
Het doel. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22876 |
doelman |
keeper (eng.):
keeper (L312p Neerpelt)
|
Doelverdediger. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22872 |
doelpunt |
goal (eng.):
goal (L312p Neerpelt)
|
Doelpunt. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
duif:
doef (L312p Neerpelt),
kobber:
kopper (L312p Neerpelt),
kubber:
køpər (L312p Neerpelt)
|
duif, mannetje [ZND 39 (1942)]
III-4-1
|
18154 |
dokter |
dokter:
dokter (L312p Neerpelt),
doktər (L312p Neerpelt)
|
Hij woont naast de dokter, naast Verbelen [ZND 44 (1946)]
III-1-2
|
24862 |
dolle kervel |
dolle kervel:
dǫlǝ kē̜rǝvǝl (L312p Neerpelt),
hondskelver:
hǫntskęlǝvr (L312p Neerpelt)
|
Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.]
I-5
|