34145 |
herkauwen |
nirken:
nirǝkǝ (Q155a Neerrepen)
|
Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.]
I-11
|
20329 |
hij aardt naar zijn vader |
hij trekt op zijn pa:
hieë trick op z’n paa (Q155a Neerrepen)
|
naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|
33839 |
hinniken |
ruchelen:
rø̜xǝlǝ (Q155a Neerrepen)
|
Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57]
I-9
|
19784 |
hond |
hond:
hond (Q155a Neerrepen)
|
hond [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|
17570 |
hoofd |
hoofd:
de oëre van z`n huid (Q155a Neerrepen)
|
de aderen van zijn voorhoofd [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|
18187 |
hoofddoek |
slat:
slat (Q155a Neerrepen)
|
Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c]
I-4
|
26374 |
hoogsel |
hoogsels:
hø̜xsǝls (Q155a Neerrepen)
|
Rechtopstaande plank die op de zijwand bevestigd wordt om deze zijwand hoger te maken en zo de laadruimte te vergroten. Het woordtype steekhoogsel duidt een plank aan die boven op de zijleest gezet wordt als extra verhoging. [N 17, 34 + 40 + add; N 18, 99; N G, 60g; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 26, 1 + add, monogr.]
I-13
|
24329 |
houtworm |
houtmade:
hootmoaj (Q155a Neerrepen)
|
houtworm [Lk 01 (1953)]
III-4-2
|
34012 |
inhalen |
neven doorvaren:
nē̜vǝ dørvǭ.rǝ (Q155a Neerrepen)
|
Gaan twee karren achter elkaar en gaat de laatste vlugger vooruit dan de eerste, dan zal ze haar voorganger inhalen. [JG 1a, 1b]
I-10
|
33030 |
inkappen, eerste slagen maken met de zicht |
inkappen:
e.nkapǝ (Q155a Neerrepen),
innerhouwen:
enǝrhǫu̯ǝ (Q155a Neerrepen)
|
De eerste slagen met de zicht maken in een aan te maaien akker en tevens het uitvoeren van de "eerste fase" van de zichtbehandeling; zie de algemene toelichting van deze paragraaf. De terminologie wordt soms ook gebruikt voor het maken van de eerste gang voor de maaimachine; dit wordt uitdrukkelijk vermeld in K 316, L 270, 294, 320c, 355, 360, 372, 419, 420, 432, P 186, Q 99*, 121c, 197, 197a. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [maaien], zie het lemma ''maaien'' (3.1.1) en de klankkaart (kaart 7) in aflevering I.3. [N 15, 16j; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 23, 16.2; L 48, 32.2; Lu 1, 16.1a; monogr.; add. uit N 15, 16f]
I-4
|