e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117p plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trompet treut: trø͂ͅt (Nieuwenhagen), trompet: trōmpeͅt (Nieuwenhagen) Het koperen blaasinstrument met een schetterende, doordringende toon [trompet, toet]. [N 90 (1982)] III-3-2
troosten; troost troost: trōēës (Nieuwenhagen) het schenken van bemoediging en verzachting bij smart, of droefheid [troost, konsolatie] [N 85 (1981)] III-1-4
tros vruchten tros: WBD/WLD  tròs (Nieuwenhagen) Een tros van twee of meer vruchten (resel, rist, tros, klis, trobbel, trossel, troppel, ritsel, bak, trochel). [N 82 (1981)] I-7
trots groots: grūūëtsj (Nieuwenhagen) vervuld en blijk gevend van een gevoel van meerderheid boven anderen [groots, fier, trots, heel, freet, moedig, moetig,glorieus] [N 85 (1981)] III-1-4
trotsheid grootsheid: grūūëtsjhēēt (Nieuwenhagen) het doen blijken van het gevoel dat men meer is dan anderen [trots, trotsheid] [N 85 (1981)] III-1-4
trouwboekje trouwboekje: t trówbuksjke (Nieuwenhagen, ... ), tróówbuksjke (Nieuwenhagen, ... ) het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei] [N 96D (1989)] || het trouwboekje [trouwbusj-je] [N 96D (1989)] III-2-2
trouwen trouwen: tròwwə (Nieuwenhagen), trówwe (Nieuwenhagen), tróóëwe (Nieuwenhagen) door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 87 (1981)] || Trouwen, mensen in de echt verbinden [trouwe]. [N 96D (1989)] III-2-2, III-3-3
trouwkostuum bruidegom bruids-anzug: brōēëtsantsòg (Nieuwenhagen, ... ), dr brōēḍsansóg (Nieuwenhagen, ... ) het bruidspak van de man [broedsantsoch, broeds-mantoer] [N 96D (1989)] || het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei] [N 96D (1989)] III-2-2
trouwpak trouwpak: trowpak (Nieuwenhagen) trouwkostuum [t trouwdinge, trouwpak] [N 23 (1964)] III-1-3
trouwring trouwring: inne trówrink (Nieuwenhagen, ... ), tróówrink (Nieuwenhagen, ... ) een trouwring [N 96D (1989)] || het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei] [N 96D (1989)] III-2-2