id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19488 | hek, poortje | poortje: pø̄tjə (Nieuwenhagen) | poortje III-2-1 |
23906 | hel | hel: de hèl (Nieuwenhagen), hèl (Nieuwenhagen) | De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)] III-3-3 |
27546 | hemd | hemd: hē̜mǝ (Nieuwenhagen [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)] [Laura, Julia]) | Hemd, meestal gemaakt van flanel. [N 95, 60; monogr.] II-5 |
19915 | hemel | hemel: dr hieëmel (Nieuwenhagen), hi.əməl (Nieuwenhagen), hīēëmel (Nieuwenhagen) | De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)] || hemel [RND] III-3-3 |
23241 | hemelvaartsdag | hemelvaart: Hieëmelvaat (Nieuwenhagen), hemelvaartsdag: hīēëməlvaat(sdāāg) (Nieuwenhagen) | Hemelvaart, Hemelvaartsdag [Hiemelvaart, Himmelvaatsdag, Himmelvaat, Kriste hiemmelvaat]. [N 96C (1989)] III-3-3 |
34474 | hen met kuikens | kloek: kluk (Nieuwenhagen) | Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12 |
34470 | hen zonder staart | stopstaart: štupštatz (Nieuwenhagen) | [N 19, 62b; monogr.] I-12 |
33748 | hengst | hengst: heŋs (Nieuwenhagen) | Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.] I-9 |
34437 | herderstas | knapzak: knapsak (Nieuwenhagen) | De tas waarin de herder zijn voedsel heeft. [N 78, 12a] I-12 |
21129 | herenfiets | herenfiets: inne here fiets (Nieuwenhagen), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!). hēērəfiĕts (Nieuwenhagen), mansluisfiets: manslütsfiets (Nieuwenhagen) | Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar mannen op rijden [N 99 (1991)] III-3-1 |