e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knuppel, knots knots: knòts (Nieuwenhagen), knuppel: knøpəl (Nieuwenhagen) Knots: zware stok om mee te slaan, van onderen dikker dan van boven (kuis, knots, knoest, klepel). [N 84 (1981)] || knuppel [RND] III-1-2
knutselen prossen: zich get praosje  prōͅsjə (Nieuwenhagen) Allerlei kleine voorwerpen uit liefhebberij en met geringe hulpmiddelen maken [knutselen, kutselen]. [N 88 (1982)] III-3-2
koe koe: kau̯ (Nieuwenhagen), kui̯ (Nieuwenhagen), kø̄i̯ (Nieuwenhagen), kǫu̯ (Nieuwenhagen), rind: reŋk (Nieuwenhagen) Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s] I-11
koe die eenmaal heeft gekalfd eerste: iǝstǝ (Nieuwenhagen) Zie afbeelding 6. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N C, 14a; monogr.] I-11
koe die pas gekalfd heeft vers gekalfde koe: vīǝš gǝkōfdǝ kōw (Nieuwenhagen) Voor een aantal varianten van vaars zou men kunnen denken aan een woord vers. Het wnt (xx-1, blz. 2125) vermeldt ''vers'' in de betekenis van "jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft" (wnt xviii, blz. 72). Het onderscheid tussen vers- en vaarsvarianten is niet altijd even duidelijk. Daarom is er gekozen voor één woordtype vaars.' [A 4, 16; L 20, 16] I-11
koe die tweemaal heeft gekalfd tweede: twīǝdǝ (Nieuwenhagen) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) resp. (kalf) de lemmata ''koe'' (3.3.1) en ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 26a; N C, 14b] I-11
koekje platsje: pletske (Nieuwenhagen) Welke benamingen kent u voor koekjes (kaffekoekje, sterreke, waterpletske, peekverjenneke, knapkoek?) Wat zijn de verschillen tussen deze? [N 16 (1962)] III-2-3
koekoek koekoek: koekoek (Nieuwenhagen) koekoek (39 zomervogel; roep [koe-koek] [N 09 (1961)] III-4-1
koele wind fris windje: frisj wintjə (Nieuwenhagen), koel windje: keul wintjə (Nieuwenhagen) koele wind [koeltje] [N 81 (1980)] III-4-4
koeltoren koeltoren: kø̄ltūǝrǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Laura, Julia]) Torenvormige koelinstallatie. [N 95, 19; monogr.; div.] II-5