25404 |
krabber |
schrapstaal:
šrāpštǭl (Q117p Nieuwenhagen)
|
Werktuig waarmee metaal vóór het solderen wordt schoongekrabd. Met name bij reparatiewerkzaamheden aan zink dient de oppervlakte van het materiaal eerst met behulp van een krabber te worden gereinigd omdat het soldeer op vuil en ingevreten zink niet vertint. Voor deze werkzaamheden wordt vaak een verfkrabber gebruikt. Zie ook afb. 191 en het lemma "verfkrabber" in Wld II.9, pag. 203. [N 33, 202; N 64, 15a]
II-11
|
20739 |
krakeling |
brezel (du.):
britsel (Q117p Nieuwenhagen)
|
Krakeling (britsel, ring?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23718 |
kralen van de rozenkrans |
kraaltjes:
krölkes (Q117p Nieuwenhagen),
kralen:
de kralle van dr roeëzekrans (Q117p Nieuwenhagen),
kroale (Q117p Nieuwenhagen)
|
De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24197 |
kramsvogel |
krammes:
krammes (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117p Nieuwenhagen)
|
kramsvogel || kramsvogel (25 groter dan koperwiek [021]; vaak in diens gezelschap; heeft grijze kop en stuit; ook alleen wintervogel; roep [tjak-tjak-tjak] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
27868 |
krans, afslagmijnen |
kopschoten:
kopšȳǝt (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Maurits]),
vloerschoten:
vlūǝršȳǝt (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Emma]),
zijschoten:
zišȳǝt (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Maurits])
|
De buitenste ring of ringen van schoten van een schietfront. In dit lemma is een onderverdeling gemaakt in: A. algemene benamingen voor de buitenste ring of ringen van schoten; B. kransschoten of afslagmijnen die aan de bovenzijde van het front zijn aangebracht; C. kransschoten of afslagmijnen die aan de zijkant van het front zijn aangebracht; D. kransschoten die in de buurt van het vloergesteente zijn aangebracht. Door het feit dat er in de vragenlijst N 95 geen onderscheid is gemaakt tussen vloerschoten en kopschoten van een krans en de gelijknamige schoten die worden geboord bij het schieten van de stok, zijn een aantal woordtypen en varianten uit de groepen B. en D. mogelijk ook van toepassing op de boorgaten van het schietfront van een galerij. [N 95, 434; N 95, 436; N 95, 437; N 95, 438; N 95, 431; monogr.; Vwo 51; Vwo 52; Vwo 189; Vwo 271; Vwo 279; Vwo 452; Vwo 455; Vwo 520; Vwo 521; Vwo 559; Vwo 649; Vwo 751; Vwo 756; Vwo 836]
II-5
|
24045 |
kransen |
kransen:
krènse (Q117p Nieuwenhagen)
|
Een krans van dennegroen maken voor een priesterfeest [krensen]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21342 |
krant |
gazet (<fr.):
gàzèt (Q117p Nieuwenhagen),
zeitung (du.):
tsīēdòng (Q117p Nieuwenhagen)
|
een dagelijks verschijnend drukwerk ter verspreiding van nieuws en wetenswaardigheden en tot voorlichting van het publiek [gazet, krant, courant, journaal, dagblad] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
31339 |
kraspen |
trekpen:
trękpɛn (Q117p Nieuwenhagen)
|
In het algemeen een werktuig waarmee de metaalbewerker de afmetingen van een werkstuk op het plaatmateriaal aftekent. Het bestaat doorgaans uit een spitse stalen of koperen stift die soms in een houten heft gevat kan zijn. Zie ook afb. 71. [N 33, 245; N 64, 82a; N 64, 82c; monogr.]
II-11
|
25034 |
krassen |
dabben:
dábbə (Q117p Nieuwenhagen),
kratsen:
krátsə (Q117p Nieuwenhagen)
|
het geluid geven van een scherp voorwerp dat over een hard oppervlak schraapt [skratsen, krassen, kratsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24954 |
kreek, stilstaand water |
kreek:
krīēëk (Q117p Nieuwenhagen)
|
kreek, klein, smal, veelal stilstaand water, vaak een overblijfsel van een overstroming of van de vroegere loop van een rivier [kil] [N 81 (1980)]
III-4-4
|