e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
magazijnmeester magazijnmeester: magǝzīnmēstǝr (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Emma]) Opziener over hetgeen in een magazijn boven- en ondergronds voorhanden is. Het woordtype "chef-catrîye" is specifiek van toepassing op de magazijnmeester van een ondergronds magazijn (Vanwonterghem pag. 90). [N 95, 160; Vwo 231; monogr.] II-5
mager mager: mager (Nieuwenhagen, ... ), schraal: sjraol (Nieuwenhagen), smal: sjmaal (Nieuwenhagen) mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)] || mager; Hoe noemt U: Mager, niet vet, gezegd van voedsel (schraal, schrekel) [N 80 (1980)] III-1-1, III-2-3
mager worden afnemen: āāfneumə (Nieuwenhagen), afvallen: āāfvállə (Nieuwenhagen) Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, krimpen, slinken). [N 84 (1981)] III-1-1
magere kool magere kool: māgǝrǝ koal (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Wilhelmina]) Steenkool met tien tot veertien procent vluchtige bestanddelen. [N 95, 460; monogr.] II-5
mais maïs: męi̯s (Nieuwenhagen) Zea mays L. Hoogopschietende graansoort met bloeikolven. Vroeger (in Q 14 wordt gepreciseerd: "vóór 1915") alleen als kippevoer bekend; maar de laatste decennia hoe langer hoe meer geteeld als veevoeder. Maïs wordt tegenwoordig op rijen gezet met een afstand van ongeveer 50 cm. Turkentarwe (naar de vreemde herkomst) was de oude en vrij algemene Zuidnederlandse benaming die door het veel kortere maïs verdrongen werd. Het type korentjestarwe, lett. "korreltjes-tarwe", dial. ''kurkentarwe'', is wel een volksetymologie van turkentarwe; in de veelvuldig voorkomende doubletten verschilt alleen de eerste medeklinker. De Vorsense opgave pǝtruk komt uit het Waalse peûs d''trouc'' (pois de Turc), "erwt uit Turkije". Zie afbeelding 1, g.' [N P, 22; JG 1a, 1b; L lijst graangewassen, 4; monogr.; add. uit N 15, 1b] I-4
maken maken: maakə (Nieuwenhagen) maken [DC 02 (1932)] III-1-4
man man: ma:n (Nieuwenhagen), mān (Nieuwenhagen) man [RND], [RND] III-3-1
man, manspersoon kerel: keël (Nieuwenhagen), man: maan (Nieuwenhagen), mens: miensj (Nieuwenhagen) man. (Bestaat er een woord voor man in de beteekenis van echtgenoot?) [DC 05 (1937)] III-2-2
manchet manchet: manchette (Nieuwenhagen) manchet, vaste mouwboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3
manchetknoop manchetknoopje: manchet-knupkes (Nieuwenhagen) manchetknoopjes [N 23 (1964)] III-1-3