e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijke eend, woerd wenderik: wendriek / piele wiele wiele (Nieuwenhagen) woerd: mannelijke eend. Hoe roept men eenden? [GV K (1935)] III-4-1
mannelijke geit bok: boq (Nieuwenhagen) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannelijke hond, reu mannetje: WBD/WLD  mènkə (Nieuwenhagen), reu: WBD/WLD  reu (Nieuwenhagen) Hoe noemt u een mannelijke hond (reu, rengel, menne, menneke) [N 83 (1981)] III-2-1
mannelijke meikever mannetje: menkee (Nieuwenhagen) meikever, mannetje [DC 18 (1950)] III-4-2
mannelijke merel meling: mééling (Nieuwenhagen) een mannelijke merel (melhoorn, merelhoorn) [N 83 (1981)] III-4-1
mannelijke vis mannetjesvis: WBD/WLD  mènkesvŭsj (Nieuwenhagen) Hoe noemt u een mannelijke vis (hommer, hom, homvis, milter) [N 83 (1981)] III-4-2
mannenkant mansluiszijde: de manslütsziej (Nieuwenhagen), mansluizijde: manslūūjziĕ (Nieuwenhagen) De linkerhelft van de kerk, het gedeelte links van het middenpad, dat bestemd was voor de mannen [evangeliekant, mannenkant, mansluikant, kerelskant?]. [N 96A (1989)] III-3-3
mannenkleren mansluikleren: mansluujkléjer (Nieuwenhagen) mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
mannenonderhemd hemd: hémme (Nieuwenhagen) onderhemd voor mannen [N 25 (1964)] III-1-3
mantelpak mantelpak: manktelpak (Nieuwenhagen) mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)] III-1-3