e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oud, bejaard oud: zieng mam is oot  ōt (Nieuwenhagen) oud: zn moeder is oud [DC 35 (1963)] III-2-2
oude man oude: ouwə (Nieuwenhagen), oude man: ouwe(re) maan (Nieuwenhagen), ouwə māān (Nieuwenhagen) oude man [N 102 (1998)] || oude man [ouken, ouderling, oude paai, peke, pee, knar] [N 86 (1981)] III-2-2, III-3-1
oude vrouw oude vrouw: ouw vrouw (Nieuwenhagen), oudere vrouw: ouwer vrouw (Nieuwenhagen), schraap: (in negatieve zin).  sjrāāp (Nieuwenhagen) oude vrouw [N 102 (1998)] || oude vrouw [kogehel] [N 86 (1981)] III-2-2, III-3-1
oudejaarsavond oud op nieuw: ōͅt oͅp nøj (Nieuwenhagen), oudejaarsavond: ŏwwəjōātsōāvənt (Nieuwenhagen), oudjaar: Aodjoar (Nieuwenhagen), oudjaarsavond: òòtjōārsōāvənt (Nieuwenhagen), ps. boven de os (van ...joors... en ...oovent) staan nog puntjes erboven; deze combinatieletters kan ik niet in zn geheel maken!  òòtjoorsjoovent (Nieuwenhagen), silvesteravond: silvesteraovend (Nieuwenhagen), Silvesterovvend (Nieuwenhagen), ps. boven de os (van ...oovent) staan nog puntjes erboven; deze combinatieletters kan ik niet in zn geheel maken!  silvesteroovent (Nieuwenhagen) 31 december [oudjaar]. [N 88 (1982)] || De avond van 31 december, oudejaarsavond, Sint Silvesteravond [aldejaorsaovond]. [N 96C (1989)] || Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)] III-3-2
oudejaarsdag oudjaar: ōͅtjōͅr (Nieuwenhagen), oudjaarsdag: ps. boven de os (van ...joors..) staan nog puntjes erboven; deze combinatieletters kan ik niet in zn geheel maken!  òòtjoorsdaag (Nieuwenhagen), silvester: selveͅstər (Nieuwenhagen), Silvester (Nieuwenhagen), sint-silvester: (t)Sint Silvèstər (Nieuwenhagen) 31 december [oudjaar]. [N 88 (1982)] || 31 december, H. Silvester. [N 96C (1989)] || Oudejaarsdag. [N 06 (1960)] III-3-2
ouden van dagen oudjes: oudjes (Nieuwenhagen) ouden van dagen [N 102 (1998)] III-3-1
ouders ouderen: mieng ouwere = mijn ouders; cf. WNT s.v. "ouder (I)"mv. ouders - ouderen (het laatste thans alleen in hoogere stijl)  ouwere (Nieuwenhagen), ouwelui: cf. "Groene boekje"s.v. "ouwelui  ouw luu (Nieuwenhagen) ouders; Komt dit woord in het dialect wel voor? [DC 05 (1937)] III-2-2
ovenpaal paal: pǭǝl (Nieuwenhagen) De ovenpaal is in de regel een ongeveer twee meter langer stok met een plat, rond, rechthoekig of tongvormig blad van hout of ijzer waarmee het in broodvorm opgemaakte deeg in de oven wordt geschoven. Meestal haalt men hiermee ook het gebakken brood uit de oven. Het blad loopt naar voren scherp toe om het inschieten van het brood te vergemakkelijken en vooral om bij het uittrekken de paal onder het brood te kunnen schuiven (Weyns blz. 34). Wat de woordtypen "rochelijzer", "haak", "schoffel" en mogelijk nog andere betreft moet men heel waarschijnlijk aan andersoortig gereedschap denken waarmee men toch het brood uit de oven kan halen. Zie afb. 22. [N 29, 45b; RND 57; L 40, 13a; A 44, 22; OB 2, 2d; OB 2, 2e; mat. S -daaronder valt wat A. Stevens in zijn artikel ''Zwaaide, een zuidoost-nederlandse dialektbenaming voor de broodschieter of ovenpaal'' noemt "mat. S, P, C en G"; monogr.] II-1
overall overall (eng.): overall (Nieuwenhagen) overall, werkpak uit één stuk [N 23 (1964)] III-1-3
overdwars eggen in het tewars [eggen]: en ǝt tǝwē̜š (Nieuwenhagen) Men egt een akker in de breedte om de ploegvoren te breken of om hem van onkruid te zuiveren. Meestal wordt de akker daarna ook nog eens in lengte geëgd. In de betrokken woordtypen hieronder verschijnen dwars, wars e.d. steeds met a als klinker, ook al beantwoordt aan de meeste dialectvarianten veeleer een type met e (dwers e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting op het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b + 1c + 2c; N 11, 84b; N 11A, 176d + 189d; monogr.] I-2