23403 |
relikwie |
heiligdom:
t hillig dóm (Q117p Nieuwenhagen),
relikwien:
de rillekwieë (Q117p Nieuwenhagen),
relekwēē (Q117p Nieuwenhagen)
|
De vereerde overblijfselen van heiligen of zaken die met Christus, Maria of een heilige in aanraking zijn geweest, relieken, relikwieën. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23404 |
relikwiekastje |
relikwiendoosje:
t rillekwieëduëskë (Q117p Nieuwenhagen),
relikwienkastje:
relekwiējekèske (Q117p Nieuwenhagen),
t rillekwieëkeske (Q117p Nieuwenhagen),
relikwienschrijn:
relekwiējesjrīēn (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het kastje waarin relikwieën bewaard worden, reliekschrijn. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
28313 |
remhelling |
prem:
pręm (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Domaniale])
|
Een in de helling-richting gedreven verbinding van de grondgalerij naar een hogere verdieping, of als dit te ver werd naar een deelgalerij. De remhelling was enkel- of dubbelsporig en aan de kop voorzien van een horizontaal geplaatste kabelschijf met rem of van een verticaal geplaatste dubbele trommel met onderscheidene diameters. Al naar gelang de uitvoering kon een mijnwagen aan elk van de twee uiteinden van de over deze schijf of trommel lopende kabel gekoppeld worden of op één of meer aan de kabel bevestigde onderstellen worden geplaatst. Dit systeem van vervoer werd rond 1930 vervangen door schudgoten en transportbanden. [N 95, 684; monogr.; N 95, 517]
II-5
|
28360 |
remschijf |
kettingschijf:
kęteŋšīǝf (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Domaniale])
|
De schotelvormige schijf van de remschijftransporteur die zorgt voor het afremmen van de kolen of stenen. [N 95, 662]
II-5
|
28359 |
remschijftransporteur |
remschijftransporteur:
ręmšīftranspǝrtø̄r (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
[Laura, Julia])
|
Een soort remmende transporteur voorzien van een ketting met schijven voor het vervoer van kolen in steile en halfsteile lagen van boven naar beneden. De ketting beweegt door halfronde of hoekvormige goten naar beneden en remt door middel van schijven het te vervoeren materiaal. Een invuller uit Q 121 schrijft over de opgave "kandeltoer" dat dit op de Domaniale mijn halfronde platen waren van ongeveer 2 meter met aan de zijkant een ronde buis van 15 cm doorsnee waardoor de stuwketting naar boven werd getrokken. [N 95, 615; N 95, 661; monogr.]
II-5
|
21892 |
rentenieren |
rentenieren:
réntənēērə (Q117p Nieuwenhagen)
|
leven van de inkomsten van je goederen of kapitaal [heren, rentenieren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25095 |
repareren |
flikken:
flikkə (Q117p Nieuwenhagen),
opknappen:
ŏpknáppə (Q117p Nieuwenhagen),
oplappen:
ŏpláppə (Q117p Nieuwenhagen)
|
repareren, opknappen [oplappen, flikken, lameseren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20559 |
rest in het glas |
klats:
klàtsj (Q117p Nieuwenhagen),
klatsje:
klétsjke (Q117p Nieuwenhagen),
poeltje:
peulke (Q117p Nieuwenhagen)
|
restje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid bier onder in een glas (kletske) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24294 |
restant insecten |
wijfje:
wifke (Q117p Nieuwenhagen)
|
meikever, wijfje [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
24302 |
restant vissen |
zalm:
zalləm (Q117p Nieuwenhagen)
|
zalm [N100 (1997)]
III-4-2
|