34218 |
roep- en lokwoord voor de koe |
da kom da:
dá kōm dá (Q117p Nieuwenhagen)
|
Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r]
I-11
|
34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
kuut, kuut, kuutje:
kyt, kyt, kytjǝ (Q117p Nieuwenhagen)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
34219 |
roep- en lokwoord voor het kalf |
mietsje kom:
mitškǝ kōm (Q117p Nieuwenhagen)
|
Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r]
I-11
|
34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
kuus, kuus, kuus:
kys, kys, kys (Q117p Nieuwenhagen)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|
34442 |
roep- en lokwoorden voor het lam |
lem, lem, lem:
lɛm, lɛm, lɛm (Q117p Nieuwenhagen)
|
[N 19, 74b; VC 14, 2k (R]
I-12
|
34441 |
roep- en lokwoorden voor het schaap |
lem, lem, lem:
lɛm, lɛm, lɛm (Q117p Nieuwenhagen)
|
[N 19, 74a; VC 14, 2j (R]
I-12
|
21362 |
roepen |
keken:
kēēëkə (Q117p Nieuwenhagen),
roepen:
rōōpə (Q117p Nieuwenhagen),
schreien:
sjreiə (Q117p Nieuwenhagen)
|
op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
33841 |
roepen van de hengst naar de aankomende merrie |
joechelen:
juxǝlǝ (Q117p Nieuwenhagen)
|
Bij het naderen van de hengst joechelt (juicht) de merrie naar de hengst, die deze roep op zijn beurt beantwoordt met onder meer te rauwen, hummelen, joechelen e.d. In dit lemma zijn ook de enkele antwoorden uit vraag N 8A, 1c (zachtjes hinniken van de merrie tegen het veulen) ondergebracht, omdat zij enkel in dit kader passen; de gestelde vraag leverde geen enkele specifieke term op. [N 8, 47; N 8A, 1b en 1c]
I-9
|
24034 |
roeping |
roeping:
rōōping (Q117p Nieuwenhagen)
|
Roeping. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34531 |
roepwoord om de klokhen te lokken |
kloek, kloek, kloek:
kluk, kluk, kluk (Q117p Nieuwenhagen)
|
[N 19, 44c; A 6, 2c]
I-12
|