e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

Gevonden: 4514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
biechtvader biechtvader: biechvadder (Nieuwenhagen) De biechtvader [biechvadder]. [N 96D (1989)] III-3-3
bieden bieden: bɛijə (Nieuwenhagen) bieden [RND] III-3-1
bier bier: béér (Nieuwenhagen) bier [RND] III-2-3
bierpap bierslem: beerschlém (Nieuwenhagen) Bierpap (beerslemp?) [N 16 (1962)] III-2-3
biersoep biersoep: beersoep (Nieuwenhagen) Soep, hoofdzakelijk gemaakt van bier (biersoep, beersop, bierzuipe) [N 16 (1962)] III-2-3
biestmelk biest: bēs (Nieuwenhagen) De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.] I-11
biggen werpen baggen: bagǝ (Nieuwenhagen) Biggen ter wereld brengen. [N 19, 13; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; N C, add.] I-12
biggenmand korf: kørf (Nieuwenhagen) Langwerpige gevlochten mand waarin men biggen naar de markt vervoert. Niet alle woordtypen duiden op een gevlochten mand. Een kurrenbak en een krat wijzen op een bak van planken gemaakt. [N 19, 29; monogr.] I-12
bij opbod verkopen roepen: rōōpə (Nieuwenhagen) bij opbod verkopen (aan de meest biedende) op een veiling [roepen] [N 89 (1982)] III-3-1
bijbel bijbel: dr biebel (Nieuwenhagen), dr bīēbel (Nieuwenhagen) De bijbel [biebel]. [N 96B (1989)] III-3-3