e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

Gevonden: 4514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blutsen blutsen: blútsjə (Nieuwenhagen) Blutsen: een buil slaan, een deuk slaan (blutsen, knutsen, butsen). [N 84 (1981)] III-1-2
blutsen, van een appel blutsen: WBD/WLD  blŭtsjə (Nieuwenhagen), kneuzen: WBD/WLD  kneuzə (Nieuwenhagen) Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] I-7
bobbel, kleine verhevenheid brobbel: brŏebəl (Nieuwenhagen), knobbel: knŏĕbəl (Nieuwenhagen), knobbeltje: knūūbəlkə (Nieuwenhagen), knode: knāōə (Nieuwenhagen) een kleine, ronde, meestal holle verhevenheid op een oppervlak [bobbel, brobbel, knobbel, hulte] [N 91 (1982)] III-4-4
bochel pokkel: poekel (Nieuwenhagen, ... ), pôkkel (Nieuwenhagen) bochel [hooge ruch, bult, schoft] [N 10a (1961)] III-1-2
bocht bocht: bǫx (Nieuwenhagen) Fitting die wordt gebruikt om een leiding in een andere richting te voeren. Zie ook afb. 260. [N 64, 117b] II-11
bochtstuk slijtstuk: šlītštøk (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Maurits]) Bochtstuk van een buisleiding. [N 95, 562; monogr.; Vwo 145; Vwo 260; Vwo 308] II-5
bod roep: rōōp (Nieuwenhagen) de geboden som op een veiling [bod, gebod, roep] [N 89 (1982)] III-3-1
boek kaarten stok: sjtoͅk (Nieuwenhagen) Alle kaarten bij elkaar die één speler in de hand heeft [boek]. [N 88 (1982)] III-3-2
boeket boeket: WBD/WLD  bəkèt (Nieuwenhagen), ruiker: WBD/WLD  rūūkər (Nieuwenhagen), struik: WBD/WLD  strōēëk (Nieuwenhagen), struis: WBD/WLD; WNT sub struis II  sjtraus (Nieuwenhagen), tuiltje: WBD/WLD  tūūlkə (Nieuwenhagen) Een aantal bijeengebonden of —gevoegde bloemen (tuit, tuiltje, boeket, ruiker, bloemetje). [N 82 (1981)] III-4-3
boekweit boekweit: bokǝnt (Nieuwenhagen), bōkǝt (Nieuwenhagen) Fagopyrum esculentum Moench. Een graansoort die gemakkelijk groeit op weinig vruchtbare grond. Boekweit kent geen aren; de korrels hangen in trosjes aan vertakkingen van de stengel. Het zaad is licht en wordt zeer dun gezaaid, slechts 20 kg per hectare. De samenstelling boekweit, -letterlijk "beuke-tarwe" (boek is wisselvorm van beuk), vanwege de drievlakkige vrucht- is kennelijk al snel ondoorzichtig geworden, temeer omdat het element ''weit'' voor "tarwe" in het zuiden van het Nederlandse taalgebied tot de uiterste oostrand beperkt was (zie het lemma ''tarwe'' (1.2.8) met kaart 8). Er zijn dan ook talrijke contractie-vormen ontstaan; het WNT geeft: boekeit, boeket, boekent. In de XVe eeuw is het gewas vanuit Aziē naar Europa ingevoerd; de eerste attestatie in het Nederlandse taalgebied dateert van 1440. De zegsman van K 278 merkt op: "Boekweit en koolzaad werden gewoonlijk alleen op het veld gedorst omdat het geen vervoer verdragen kon." Volgorde van de varianten 1) twee volledige syllaben 2) tweede syllabe toonloos 3) n-epenthese in tweede syllabe. Zie afbeelding 1, f.' [JG 1a, 1b; L 1 a-m; L lijst graangewassen, 1; R 3, 26; S 4; Wi 18; monogr.] I-4