e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

Gevonden: 4514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zondagmissaal missaal: e missaal (Nieuwenhagen), zondagsmissaal: zóóndigsmissaal (Nieuwenhagen) Een kerkboek met misgebeden voor de zondagen en feesten van het kerkelijk jaar [zondagsmissaal(tje)?]. [N 96B (1989)] III-3-3
zondagschender zondagsschender: inne zóndigssjinder (Nieuwenhagen) Iemand die zich niet houdt aan de zondagsrust (zondagschender). [N 96D (1989)] III-3-3
zondagse kleren `s zondagskleren: sondeskléjer (Nieuwenhagen) zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
zonde zonde: ing zung (Nieuwenhagen, ... ), zŭng (Nieuwenhagen) Dagelijkse zonde [leslieje zung]. [N 96D (1989)] || Een zonde [zund, zung]. [N 96D (1989)] III-3-3
zonder opzet ane opzet: aonə òpzét (Nieuwenhagen), ongewild: ŏngəwilt (Nieuwenhagen) zonder opzet, zonder bedoeling [buiten besouw] [N 85 (1981)] III-1-4
zool van een schoen zool: zoal (Nieuwenhagen) zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zoon jong: jong (Nieuwenhagen), zoon: zoeën (Nieuwenhagen) (zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] III-2-2
zorgen voor zich kommeren: zich kummərə um (Nieuwenhagen) toezien en moeite doen dat iets uitgevoerd of onderhouden wordt [gadeslaan, bezorgzaam zijn, bekommerd zijn] [N 85 (1981)] III-1-4
zout zout: zoat (Nieuwenhagen), zōt (Nieuwenhagen) zout [DC 03 (1934)] III-2-3
zuchten zuchten: zuchte (Nieuwenhagen, ... ) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4