e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwenhagen

Overzicht

Gevonden: 4514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dubbelkettingtransporteur pantser: pantsǝr (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Laura, Julia]), trapo: trāpō (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Domaniale]) Transportinrichting voor hellend en dalend vervoer van kolen, stenen en materiaal. "Het bestaat uit een lange stilstaande ijzeren goot met omgeplooide zijden, in deze zijden zijn er twee kettingen die langs onder terugkeren. Deze twee kettingen zijn verbonden met schraapijzers die de losgemaakte kolen meenemen. De pantser wordt automatisch tegen het voortschrijdend front geschoven door persluchtcylinders. Het toestel is betrekkelijk nieuw" (Vanwonterghem pag. 169). Het woordtype "pantser" is terug te voeren op het feit dat het apparaat gewoonlijk als zijwanden een paar stevige ijzeren platen heeft. De transporteur kan als geleiding dienen voor een schaafploeg (zie het lemma Koolploeg, Koolschaaf). De woordtypen "gusto", "beien" en "prünte" duiden de fabrikanten van de apparaten aan. De dubbelkettingtransporteur vertoont enige gelijkenis met de schraapgoot. Daarom is een aantal opgaven uit dit lemma terug te vinden in het lemma Schraapgoot. [N 95, 657; N 95, 604; monogr.; Vwo 581; Vwo 582; Vwo 583] II-5
duim duim: der doem (Nieuwenhagen), doem (Nieuwenhagen) duim [N 10 (1961)] III-1-1
duim, maat van 2,5 cm duim: dŏĕm (Nieuwenhagen), tol: tsŏŏl (Nieuwenhagen) de maat die een lengte van 2 1/2 cm aangeeft [duim] [N 91 (1982)] III-4-4
duin zandheuvel: zankhûûvəl (Nieuwenhagen) duin, heuvel van zand [zandklip, zandbult, blink] [N 81 (1980)] III-4-4
duitse mis duitse mis: dŭŭtsje mèès (Nieuwenhagen), ing dütsje mès (Nieuwenhagen) Een Duitse mis, door de gelovigen samen gezongen [Duutsje zingmèa?]. [N 96B (1989)] III-3-3
duivel duivel: dr duuvel (Nieuwenhagen), dūūvel (Nieuwenhagen) De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)] III-3-3
duivin, vrouwelijke duif wijfje: wiĕfkə (Nieuwenhagen), zij: zeej (Nieuwenhagen) een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)] III-4-1
duizelig duizelig: duuzelig (Nieuwenhagen, ... ), duizig: deuzig (Nieuwenhagen), schwindlig (du.): sjziendelich zieë (Nieuwenhagen), swiendelich (Nieuwenhagen) duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || duizelig zijn [DC 60 (1985)] || duizeligheid [DC 60 (1985)] III-1-2
duizeling, duizeligheid schwindel (du.): sjwiĕndəl (Nieuwenhagen) Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] III-1-2
duizendpoot duizendpoot: doezend-pôêt (Nieuwenhagen), duzendpoët (Nieuwenhagen) duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)] III-4-2