| 23718 |
kralen van de rozenkrans |
kraaltjes:
krelkes (L433p Nieuwstadt),
kralen:
kralle (L433p Nieuwstadt)
|
De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 27868 |
krans, afslagmijnen |
kopschoten:
kopšø̄t (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits]),
krans:
krans (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Eisden]),
kransschoten:
kransšø̄t (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits]),
vloerschoten:
vlūršø̄t (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits]),
vrijstaande schoten:
vrištǭndǝ šø̄t (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Domaniale]),
wandschoten:
wanjtjšø̄t (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De buitenste ring of ringen van schoten van een schietfront. In dit lemma is een onderverdeling gemaakt in: A. algemene benamingen voor de buitenste ring of ringen van schoten; B. kransschoten of afslagmijnen die aan de bovenzijde van het front zijn aangebracht; C. kransschoten of afslagmijnen die aan de zijkant van het front zijn aangebracht; D. kransschoten die in de buurt van het vloergesteente zijn aangebracht. Door het feit dat er in de vragenlijst N 95 geen onderscheid is gemaakt tussen vloerschoten en kopschoten van een krans en de gelijknamige schoten die worden geboord bij het schieten van de stok, zijn een aantal woordtypen en varianten uit de groepen B. en D. mogelijk ook van toepassing op de boorgaten van het schietfront van een galerij. [N 95, 434; N 95, 436; N 95, 437; N 95, 438; N 95, 431; monogr.; Vwo 51; Vwo 52; Vwo 189; Vwo 271; Vwo 279; Vwo 452; Vwo 455; Vwo 520; Vwo 521; Vwo 559; Vwo 649; Vwo 751; Vwo 756; Vwo 836]
II-5
|
| 21342 |
krant |
gazet (<fr.):
gezet (L433p Nieuwstadt)
|
een dagelijks verschijnend drukwerk ter verspreiding van nieuws en wetenswaardigheden en tot voorlichting van het publiek [gazet, krant, courant, journaal, dagblad] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
| 25034 |
krassen |
kratsen:
kratse (L433p Nieuwstadt)
|
het geluid geven van een scherp voorwerp dat over een hard oppervlak schraapt [skratsen, krassen, kratsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 24339 |
krekel |
krekel:
krekel (L433p Nieuwstadt)
|
krekel [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
| 18107 |
krentenbaard |
krentenbaard:
krentebaard (L433p Nieuwstadt)
|
Uitslag, zweertjes op de lippen en de kin (krentenbaard, baardziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 18224 |
kreukel |
kreukel:
kreukel (L433p Nieuwstadt)
|
ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, kneuker, freutel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
| 18223 |
kreukelen |
kreukelen:
kreukele (L433p Nieuwstadt)
|
zich in ongewenste plooien zetten, gezegd van een kledingstuk [kreukelen, kreuk] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
| 18875 |
kreunen |
kuimen:
kume (L433p Nieuwstadt)
|
een zacht klagend geluid maken [kreunen, kermen, krengen, steunen, kriepen, kruchen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18146 |
kreupel |
kreupel:
kreupel (L433p Nieuwstadt)
|
Kreupel - Kent men in uw dialect het volgende woord in dezelfde of een min of meer afwijkende vorm, zoals b.v. krepel naast kreupel. [DC 17 (1949)]
III-1-2
|