id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
23718 | kralen van de rozenkrans | kraaltjes: krelkes (Nieuwstadt), kralen: kralle (Nieuwstadt) | De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)] III-3-3 |
27868 | krans, afslagmijnen | kopschoten: kopšø̄t (Nieuwstadt [(Maurits)] [Maurits]), krans: krans (Nieuwstadt [(Maurits)] [Eisden]), kransschoten: kransšø̄t (Nieuwstadt [(Maurits)] [Maurits]), vloerschoten: vlūršø̄t (Nieuwstadt [(Maurits)] [Maurits]), vrijstaande schoten: vrištǭndǝ šø̄t (Nieuwstadt [(Maurits)] [Domaniale]), wandschoten: wanjtjšø̄t (Nieuwstadt [(Maurits)] [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) | De buitenste ring of ringen van schoten van een schietfront. In dit lemma is een onderverdeling gemaakt in: A. algemene benamingen voor de buitenste ring of ringen van schoten; B. kransschoten of afslagmijnen die aan de bovenzijde van het front zijn aangebracht; C. kransschoten of afslagmijnen die aan de zijkant van het front zijn aangebracht; D. kransschoten die in de buurt van het vloergesteente zijn aangebracht. Door het feit dat er in de vragenlijst N 95 geen onderscheid is gemaakt tussen vloerschoten en kopschoten van een krans en de gelijknamige schoten die worden geboord bij het schieten van de stok, zijn een aantal woordtypen en varianten uit de groepen B. en D. mogelijk ook van toepassing op de boorgaten van het schietfront van een galerij. [N 95, 434; N 95, 436; N 95, 437; N 95, 438; N 95, 431; monogr.; Vwo 51; Vwo 52; Vwo 189; Vwo 271; Vwo 279; Vwo 452; Vwo 455; Vwo 520; Vwo 521; Vwo 559; Vwo 649; Vwo 751; Vwo 756; Vwo 836] II-5 |
21342 | krant | gazet (<fr.): gezet (Nieuwstadt) | een dagelijks verschijnend drukwerk ter verspreiding van nieuws en wetenswaardigheden en tot voorlichting van het publiek [gazet, krant, courant, journaal, dagblad] [N 87 (1981)] III-3-1 |
25034 | krassen | kratsen: kratse (Nieuwstadt) | het geluid geven van een scherp voorwerp dat over een hard oppervlak schraapt [skratsen, krassen, kratsen] [N 91 (1982)] III-4-4 |
24339 | krekel | krekel: krekel (Nieuwstadt) | krekel [DC 07 (1939)] III-4-2 |
18107 | krentenbaard | krentenbaard: krentebaard (Nieuwstadt) | Uitslag, zweertjes op de lippen en de kin (krentenbaard, baardziekte). [N 84 (1981)] III-1-2 |
18224 | kreukel | kreukel: kreukel (Nieuwstadt) | ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, kneuker, freutel] [N 86 (1981)] III-1-3 |
18223 | kreukelen | kreukelen: kreukele (Nieuwstadt) | zich in ongewenste plooien zetten, gezegd van een kledingstuk [kreukelen, kreuk] [N 86 (1981)] III-1-3 |
18875 | kreunen | kuimen: kume (Nieuwstadt) | een zacht klagend geluid maken [kreunen, kermen, krengen, steunen, kriepen, kruchen] [N 85 (1981)] III-1-4 |
18146 | kreupel | kreupel: kreupel (Nieuwstadt) | Kreupel - Kent men in uw dialect het volgende woord in dezelfde of een min of meer afwijkende vorm, zoals b.v. krepel naast kreupel. [DC 17 (1949)] III-1-2 |