29086 |
omboorden |
afbiezen:
āfbizǝ (L433p Nieuwstadt)
|
Omboorden in het algemeen oftewel het insluiten van een rafelkant met een enkele of dubbele bies en in het bijzonder het met en lint afzetten van een colbert. [N 59, 86; N 62, 17; MW]
II-7
|
27781 |
ombraak |
ombraak:
ombraak (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Een gang om de hoofdschacht dienend voor het omleiden van het vervoer. [N 95, 185; N 95, 695; N 95, add.; Vwo 251; Vwo 548; Vwo 552; monogr.]
II-5
|
23479 |
omheining van het kerkhof |
kerkhofmuur:
kirkhufmoer (L433p Nieuwstadt)
|
De muur, de omheining van het kerkhof [toen, toun, tuun?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17850 |
omhooggaan |
opgaan:
opgaon (L433p Nieuwstadt)
|
rijzen: Naar boven gaan, omhooggaan (rijzen, stijgen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
28370 |
omkeerrol |
keerrol:
kę̄rrǫl (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Rol aan het eind van de bandtransporteur waarover de band weer wordt teruggevoerd. [N 95, 642; monogr.]
II-5
|
18548 |
omslag van de broek |
omslag:
omslaag (L433p Nieuwstadt),
plint:
plint (L433p Nieuwstadt)
|
de omslag van de broek [N 59 (1973)]
III-1-3
|
25087 |
onbelangrijk |
niks waard:
niks weerd (L433p Nieuwstadt),
weinig:
wenig (L433p Nieuwstadt)
|
niet veel [luttel, min, schriel, weinig] [N 91 (1982)] || van geen belang, niet belangrijk [ongewicht] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21845 |
onbeleefd |
bot:
bot (L433p Nieuwstadt)
|
niet wellevend, handelend in strijd met de beleefdheid [onbeleefd, bot] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21846 |
onbeschaafd |
lomp:
lōmp (L433p Nieuwstadt)
|
ruw, niet beschaafd [lomp, loer, boers, onbeschoft, nut] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21792 |
onbeschaamd |
astrant:
asstrant (L433p Nieuwstadt)
|
geen schaamtegevoel hebbend [ekstrant, onbeschaamd] [N 85 (1981)]
III-3-1
|