25149 |
onbewolkt |
klaar:
klaor (L433p Nieuwstadt, ...
L433p Nieuwstadt)
|
onverduisterd in licht, schijn of glans [helder, klaar, licht] [N 91 (1982)] || wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25092 |
onbruikbaar maken, verbruien |
verknoeien:
verknojele (L433p Nieuwstadt)
|
onbruikbaar maken, zijn waarde doen verliezen [verworden, verdraaien, begaaien, verbruien, bederven, verpeuteren, nonen, verballemonden] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21857 |
onbruikbare voorraad |
bocht:
bóch (L433p Nieuwstadt)
|
allerlei slechte en onbruikbare voorraad [breggel, plodder, bocht, bagage] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
28955 |
onderarmsuçon |
zijsuçon:
zi-jsǝson (L433p Nieuwstadt)
|
Puntnaad die begint onder de oksel. [N 59, 94b]
II-7
|
24637 |
ondereinde van de stam |
voet:
vout (L433p Nieuwstadt)
|
Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18401 |
ondergoed |
lijnwaad:
lievendj (L433p Nieuwstadt),
ondergoed:
ongergood (L433p Nieuwstadt),
was:
wesj (L433p Nieuwstadt)
|
Onderkleding. Wat is in uw dialect het gewone woord voor onderkleding? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
27174 |
ondergronds |
onderin:
øŋǝren (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Beneden in de mijn onder de grond. [N 95, 113; monogr.]
II-5
|
28270 |
onderkabel |
onderkabel:
oŋǝrkābǝl (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
De kabel die aan de onderzijde van de liftkooien is bevestigd en tot doel heeft evenwicht te scheppen tussen de bovenkabels van beide kooien. De onderkabel is meestal plat van vorm. [N 95, 95; monogr.]
II-5
|
29059 |
onderkraag |
onderkraag:
oŋǝrkrāx (L433p Nieuwstadt)
|
Het onderste gedeelte van de kraag dat niet in het zicht komt. Het materiaal voor de onderkraag is doorgaans dunne maar dichtgeweven stof. Traditioneel wordt hiervoor kleermakersvilt gebruikt (Het Beste Naaiboek, pag. 389). [N 59, 121b]
II-7
|
17619 |
onderlip |
onderlip:
ŭngerlup (L433p Nieuwstadt)
|
onderlip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|