17961 |
schoppen |
stampen:
sjtampe (L433p Nieuwstadt)
|
Schoppen: met de uitgestoken voet krachtig treffen (schoppen, trappen, trampen, stampen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22754 |
schoppen in het kaartspel |
schoppen:
sjoppe (L433p Nieuwstadt)
|
Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - I. Schoppen. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
26112 |
schoren |
afpolten:
āfpǫltǝn (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Een of meer horizontale houten balken tussen twee ondersteuningen plaatsen om te verhinderen dat de ondersteuningen door de gesteentedruk gaan verschuiven. Zie ook het lemma Schoor. [N 95, 301; N 95, 353; N 95, 300; N 95, 899; monogr.]
II-5
|
24492 |
schors (alg.) |
schil:
sjel (L433p Nieuwstadt)
|
De buitenste bekleding van een boom (schors, blek, blot, blast). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33585 |
schorseneer |
schorseneer:
sjorsjenaere (L433p Nieuwstadt)
|
[DC 76 (2002)]
I-7
|
25069 |
schortvol |
schootvol:
sjootfol (L433p Nieuwstadt)
|
de hoeveelheid die men in één keer in zijn schort kan vervoeren [schoot, schortvol, slip] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17637 |
schouder |
schouder:
sjouwer (L433p Nieuwstadt)
|
Hij gaf me een klap op mijn schouder. [DC 17 (1949)]
III-1-1
|
17638 |
schouderblad |
schouderblad:
sjouerblaat (L433p Nieuwstadt)
|
Schouderblad: een der beide, driehoekige platte beenderen op de bovenrug die de schouders helpen vormen (schouderblad, schoft). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
28917 |
schouderkussen |
kussen:
køsǝ (L433p Nieuwstadt),
schouderkussen:
šǫwǝrkøsǝ (L433p Nieuwstadt)
|
Klein glanskussen waarmee men de schouders kan persen. [N 59, 26b; N 59, 19b; N 59, 19e]
II-7
|
18556 |
schoudermantel met capuchon |
caban (fr.):
kabōā (L433p Nieuwstadt)
|
schoudermantel met capuchon [N 59 (1973)]
III-1-3
|