27996 |
voet van de pijler |
pijlervoet:
[pijler]vowt (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Emma])
|
Gewoonlijk het laagstliggende einde van de pijler; hier worden over het algemeen de in de pijler gewonnen kolen afgevoerd. Voor de fonetische documentatie van de woorden en woorddelen (pijler) en (streb) zie men het lemma Pijler. [N 95, 279]
II-5
|
25309 |
voet, maat van 0,28 m |
voet:
vout (L433p Nieuwstadt)
|
de maat die een lengte aangeeft van 28 cm [voet] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22627 |
voetballen |
voetballen:
voetballe (L433p Nieuwstadt)
|
Met een bal spelen [ballen, bollen, tossen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21199 |
voetganger |
voetganger:
voutgenger (L433p Nieuwstadt)
|
een persoon die te voet gaat [voetganger, voetreiziger, voeteerder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17778 |
voetzool |
zool:
zool (L433p Nieuwstadt)
|
zool [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
22428 |
vogel op de schutsboom |
vogel:
vogel (L433p Nieuwstadt)
|
De houten vogel die afgeschoten moet worden. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33267 |
vogelpootje, serradelle |
serradelle:
se`dęl (L433p Nieuwstadt)
|
Ornithopus sativus Brot. Een 30 tot 60 cm hoge plant met rechtopstaande stengel, veervormige blaadjes en roze-witte bloempjes. De plant bloeit van juni tot de herfst en wordt vooral op zandgonden als bemestingsgewas, maar ook als veevoeder geteeld. [N Q, 3; N 11A, 29c; JG 1a, 1b; R 3, 29; monogr.]
I-5
|
33620 |
vogelverschrikker |
klapper:
kleppers (L433p Nieuwstadt),
man:
man (L433p Nieuwstadt),
ratels:
ratels (L433p Nieuwstadt),
vogelverschrikker:
vogelversjrikker (L433p Nieuwstadt)
|
draden met wapperende lappen om vogels af te schrikken [DC 26 (1954)] || kruis met lappen in de gedaante van een pop om vogels af te schrikken [DC 26 (1954)]
I-7
|
18229 |
voile |
voile (fr.):
vāōl (L433p Nieuwstadt)
|
lichte sluier die van een dameshoed afhangt [voile, vool, voel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
21533 |
volk (natie) |
volk:
volk (L433p Nieuwstadt)
|
de gezamenlijke bewoners van een staat [volk, natie, diet] [N 88 (1982)]
III-3-1
|