24628 |
wilgensoorten |
sprokwijde:
stok breekt over
sjprokwie (L433p Nieuwstadt)
|
wilgensoorten [DC 28 (1956)]
III-4-3
|
24519 |
wilgenteen |
vits:
wits (L433p Nieuwstadt)
|
De tak, wijg van een wilg (wis, poot, sliet). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21187 |
wimpel |
vaan:
vaan (L433p Nieuwstadt)
|
een lange smalle vlag [wimpel, vleugel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17596 |
wimper |
plimp:
plump (L433p Nieuwstadt)
|
wimper [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17708 |
wind |
poepje:
puupke (L433p Nieuwstadt)
|
Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
25160 |
winderig weer |
daar staat een flinke bijs:
dao sjteit ein flinke bies (L433p Nieuwstadt),
het windt:
ut wèntj (L433p Nieuwstadt)
|
winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25208 |
windstilte |
bladstil (weer):
blaatstil (L433p Nieuwstadt),
geen wind:
geine windj (L433p Nieuwstadt),
gijne wéntj (L433p Nieuwstadt),
windstil (weer):
wéntjsjtil (L433p Nieuwstadt)
|
windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)] || windstilte, toestand dat er geen wind is [blakte] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21782 |
winkel |
winkel:
winkel (L433p Nieuwstadt)
|
het huis of een gedeelte van een huis waar koopwaren in het klein worden verkocht [winkel, nering, doening] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18434 |
winkelhaak |
winkelhaak:
weŋkelhǭk (L433p Nieuwstadt)
|
Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.]
II-7
|
22770 |
winnen |
kolen delven:
kǭlǝ dɛlvǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Een steenkoollaag ontginnen. [N 95, 201; monogr.; Vwo 28; Vwo 562; Vwo 863; div.]
II-5
|