e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwstadt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte aalbes witte wiemeren: witte wiemere (Nieuwstadt) [DC 13 (1945)] I-7
witte dovenetel witte doofnetel: wetǝ dǫu̯fnētǝl (Nieuwstadt), -  witte douf netel (Nieuwstadt) Lamium album L. De dovenetelsoort (zie het lemma Dovenetel, Algemeen) met roomwitte bloemen. Deze soort komt zeer algemeen voor op wegbermen, in weilanden en op stortplaatsen en wordt 30 tot 60 cm hoog. De plant bloeit van april tot de herfst. Als de opgave identiek is aan die van het lemma Dovenetel, Algemeen, dan is deze hier niet nog eens opgenomen. Dit lemma kan alleen gelezen worden als aanvulling op het lemma Dovenetel, Algemeen. [A 13, 12a; monogr.] || witte dovenetel (Lamium album L.) [DC 13 (1945)] I-5, III-4-3
witte kaas, wrongel fluitkaas: fluitkees (Nieuwstadt), fluitkéés (Nieuwstadt) hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] III-2-3
witte kool kappes: kappes (Nieuwstadt), kappesmoes: kappesmous (Nieuwstadt) witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)] I-7
witte kwikstaart akkermannetje: akkermenke (Nieuwstadt) kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] III-4-1
witte waterlelie waterbloem: -  waterbloum (Nieuwstadt), waterlelie: -  waterlelie (Nieuwstadt) witte waterlelie [DC 17 (1949)] III-4-3
woede gift: gif (Nieuwstadt) hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] III-1-4
woensdagx goensdag: gounsdig (Nieuwstadt, ... ) dag; woensdag [N 07 (1961)] || de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)] III-4-4
woest, wild rijden rotsen: Van Dale: I. rotsen, (gew.) 1. rossen; - rondlopen; - 2. ravotten, stoeien.  roetsje (Nieuwstadt) woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)] III-3-1
wonen wonen: wonen (Nieuwstadt) een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] III-4-1