24875 |
brandnetel |
netel:
nētǝl (L433p Nieuwstadt),
-
netel (L433p Nieuwstadt)
|
brandnetel (Urtica L.) [DC 13 (1945)] || Urtica L. Van dit zeer algemeen voorkomende onkruid bestaan er twee soorten: de grote brandnetel (Urtica dioica L.) en de kleine brandnetel (Urtica urens L.), die in praktijk eigenlijk niet van elkaar onderscheiden worden. De grote of groffe, die van 30 cm tot meer dan 2 m lang kan worden en hierbij afgebeeld is, groeit meer op stikstofrijke, vaak halfbeschaduwde vruchtbare gronden en stortplaatsen. De kleine of fijne -van 15 tot 60 cm hoog- meer op droge plaatsen, op bouwland en in moestuinen. Beide soorten hebben brandharen en grofgezaagde bladeren, die bij aanraking een brandend gevoel veroorzaken. De bloemen zien eruit als groenige trosjes, bij de grote tot enkele centimenters lang en hangend, en bloeien van juni, respectievelijk mei, tot de herfst. [A 13, 11; L 1, a-m; L 1u, 24; L 5, 15; L 15, 2; S 5; Gi 1, 14; monogr.; add. uit S 25; JG 1b]
I-5, III-4-3
|
21468 |
brandslang |
slang:
sjlang (L433p Nieuwstadt)
|
de buis van soepele stof waardoor het water van een brandspuit geleid wordt [ader, darm] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21840 |
brassen |
zuipen:
zoepen (L433p Nieuwstadt)
|
woest en wild leven, met veel cafés bezoeken [wilden] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21839 |
brasser |
zuiplap (zn.):
zoeplep (L433p Nieuwstadt)
|
uitgaan, cafés bezoeken, aan de zwier gaan [lelijkeren, op de scheut gaan] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
28931 |
breedte |
breedte:
bręjtǝ (L433p Nieuwstadt)
|
Benaming voor een horizontaal genomen maat, voor of achter, in het bijzonder als tweede lid van samenstellingen als rugbreedte en armbreedte. [N 59, 45a; N 62, 2b; N 59, 44a]
II-7
|
28099 |
breekbout |
breekbout:
brę̄kbǫwt (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Onderdeel van de koolploeg- en transporteuraandrijving ter voorkoming van ontoelaatbaar hoge trekkrachten in schaaf- en transportkettingen. Bij te hoge trekkracht breekt de bout. [N 95, 600; monogr.]
II-5
|
27966 |
breken, doorbreken |
breken:
brē̜kǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Gezegd van ondersteuningen en met name de kap ervan. Ondersteuningen kunnen breken als gevolg van de druk in het gesteente. [N 95, 355; monogr.]
II-5
|
24475 |
brem |
brem:
-
brem (L433p Nieuwstadt)
|
brem [DC 47 (1972)]
III-4-3
|
18392 |
bretel |
help:
helpe (L433p Nieuwstadt)
|
de bretels [N 59 (1973)]
III-1-3
|
28076 |
breuklijn |
breeklijn:
brę̄klīn (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
breuk:
brø̄k (L433p Nieuwstadt)
|
De lijn waarlangs een omvallende kraag dubbel valt. [N 59, 123c] || De lijn waarlangs het dakgesteente moet afbreken, wanneer de ondersteuningen geroofd worden. [N 95, 579; monogr.]
II-5, II-7
|