27610 |
dagdienst |
dagschicht:
dāxšext (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Laura, Julia])
|
In het algemeen, ook in de Belgische mijnen (Defoin pag. 209), de dienst van 6 uur in de morgen tot 2 uur in de middag. Volgens een informant van Q 121 begon de dagdienst op de Domaniale mijn na de oorlog om 7 uur en eindigde om 3 uur in de middag. De informant van L 417 vermeldt dat deze dienst op de mijnen Zwartberg en Waterschei plaatsvond van 8 uur tot 4 uur in de middag. De dienst werd aangegeven met een bepaald soort penning; zie hiervoor de toelichting bij het lemma Controlepenning. [N 95, 116; monogr.; Vwo 304; Vwo 531; Vwo 532]
II-5
|
23533 |
dagmissaal |
groot missaal:
grote missaal (L433p Nieuwstadt)
|
Een kerkboek met misgebeden voor alle dagen van het kerkelijk jaar [dagmissaal?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21724 |
dagvaarden |
oproepen:
oproupe (L433p Nieuwstadt)
|
iemand laten weten dat hij voor de rechter moet verschijnen [ontbieden, pressen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21723 |
dagvaarding |
oproep:
oproup (L433p Nieuwstadt)
|
de mededeling aan een verdachte of getuige dat hij op een bepaald tijdstip voor de rechter moet verschijnen [dagvaarding, dagement] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20018 |
dahlia (dahlia cav.) |
dahlia:
dalia (L433p Nieuwstadt)
|
Dahlia. De buitenste omwindselblaadjes, 5 in getal, zijn neergebogen of geheel omgeslagen. De bladeren zijn in brede slippen verdeeld. Bij sommige variëteiten zijn de lintbloemen in de lengte opgerold, of opgerold met een punt, daardoor krijgt de hele blo [N 92 (1982)]
III-2-1
|
27184 |
dak |
dakgesteente:
tākgǝštęjntǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits]),
het hangende:
ǝt haŋǝndǝ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
De bovenkant van iedere ruimte in de ondergrondse werken. De invuller uit L 417 merkt voor de mijnen in Zwartberg en Waterschei op dat men daar een onderscheid maakt tussen een "teût" en een "dak". Met de eerste term duidt men de oorspronkelijke toestand vóór de winning van de steenkoollaag aan, terwijl men onder het "dak" het dakgesteente verstaat dat overblijft na het weghalen van de kolen. De opgave "kop" van de respondent uit Q 15 duidt het dakgesteente in een galerij aan. Hetzelfde woordtype is volgens Lochtman (pag. 59) evenals "verst" gebruikelijk voor de bovenkant van een steengang. [N 95, 192; N 95, 194; monogr.; Vwo 268; Vwo 355; Vwo 778]
II-5
|
24915 |
dal, vallei |
dal:
daal (L433p Nieuwstadt),
laagte:
leechtə (L433p Nieuwstadt),
slond:
sjlŏĕntj (L433p Nieuwstadt),
zomp:
zomp (L433p Nieuwstadt)
|
dal, vallei, stuk land dat gelegen is tussen meerdere heuvels of bergen [del] [N 81 (1980)] || laagte, slenk, stuk land dat gelegen is tussen twee heuvels [diepte, zonk, zink, put, kwacht, zomp, zak, slaai] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
27807 |
daling |
daling:
dāleŋ (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Maurits]),
neerhouw:
nērhǫw (L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
[Domaniale, Oranje-Nassau III, Maurits])
|
Volgens de helling van het dalend gesteente gedolven galerij. [N 95, 517; monogr.; N 95, 477; N 95, add.; N 95, 178; Vwo 272; Vwo 280; Vwo 809]
II-5
|
21128 |
damesfiets |
damesfiets:
damesfits (L433p Nieuwstadt, ...
L433p Nieuwstadt)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar vrouwen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|
18207 |
dameskous? |
hoos:
Anna, höbste ei paar nuuj haose (L433p Nieuwstadt)
|
Anna, heb je een paar nieuwe kousen? [DC 14A (1946)]
III-1-3
|