e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nieuwstadt

Overzicht

Gevonden: 3173
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dichtgroeien langzaam toevallen: laŋ˲zām tuvalǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Eisden]), toegroeien: tugrø̜jǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Julia]) Gezegd van een mijngang die door de druk op het gesteente langzaam wordt toegedrukt. [N 95, 385; N 95, 386; monogr.] II-5
dief dief: dei:f (Nieuwstadt) dief [DC 11 (1942)] III-3-1
dienblad dienblaadje: deͅi̯nblēͅtjə (Nieuwstadt), schenkblaadje: šeͅŋk˂blēͅtjə (Nieuwstadt) dienblad [DC 27 (1955)], [DC 27 (1955)] III-2-1
dienstplicht moeten doen opmoeten: opmoete (Nieuwstadt) zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)] III-3-1
diep boren boren: bǭrǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Maurits]) Diepboringen verrichten om op deze wijze de koollagen op te sporen en te verkennen. [N 95, 169; Vwo 167] II-5
dij dik van het been: t dik (Nieuwstadt) dij - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
dijk dijk: diek (Nieuwstadt) een weg tussen twee sloten (dijk) [N 90 (1982)] III-3-1
dik worden stijf worden: sjtīēf wèèrə (Nieuwstadt) dik worden; Hoe noemt U: Dik worden, gezegd van b.v. pap (dijen) [N 80 (1980)] III-2-3
dinsdag dinsdag: deensdig (Nieuwstadt), dènsdig (Nieuwstadt) dag; dinsdag [N 07 (1961)] || de derde dag van de week, dinsdag [destag, dijsdag, dijnsdag, diessendag] [N 91 (1982)] III-4-4
dinsdag voor aswoensdag vastelavond: vastelaovend (Nieuwstadt) De naam voor de dinsdag vóór aswoensdag [carnavalsdinsdag]. [N 88 (1982)] III-3-2