e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voerman op de maaimachine schobbenmaker: schobbenmaker (Noorbeek) De opgaven bestaan vaak uit omschrijvingen en er is weinig echte terminologie; vergelijk ook het lemma ''afleggen'' (4.4.3). [N J, 3a; monogr.] I-4
voerschep lepel: lēpǝl (Noorbeek), lē̜pǝl (Noorbeek), varkenspan: vɛrkǝspan (Noorbeek) Schep zonder steel om voer uit de koe- of varkensketel te scheppen. [N 18, 9a en 132; JG 1a, 1b] I-11
voertuig voiture (fr.): voituur (Noorbeek), wagen: wage (Noorbeek) de algemene naam voor een constructie op wielen die geduwd of getrokken wordt of door een motor voortbewogen wordt en die bedoeld is om personen of goederen te vervoeren [voertuig, voiture] [N 90 (1982)] III-3-1
voet voet: vó:t (Noorbeek) Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)] III-1-1
voet (alternatieve benamingen) poot: pú:j (Noorbeek) Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)] III-1-1
voetenbankje voetenbankje: vootebenkske (Noorbeek) Het bankje om de voeten op te zetten [vootebenkske?]. [N 96A (1989)] III-3-3
voetganger voetganger: vootgenger (Noorbeek, ... ) een persoon die te voet gaat [voetganger, voetreiziger, voeteerder] [N 90 (1982)] III-3-1
voetkussen poef: poef (Noorbeek) Kussen voor de voeten als men zit (voetkussen, poef) [N 79 (1979)] III-2-1
voetzool zool: zo:l (Noorbeek) zool [DC 01 (1931)] III-1-1
vogelkers vuilboom: voelbaom (Noorbeek) Vogelkers: een struik die in juni bloeit met kleine witte sering-achtige bloemtrossen; de vruchten rijpen in september. Een soort groeit zeer snel en is zo agressief dat hij andere struiken verdringt (vuilboom, meilaar, paduwa, hondskers). [N 82 (1981)] III-4-3