30040 |
betonzand |
grove kiezel:
grǭvǝ kizǝl (Q197p Noorbeek)
|
Grove, kiezelachtige zandsoort die wordt gebruikt bij de bereiding van beton. 'Maaszand' was volgens de invuller uit L 316 een grove zandsoort. Zie ook het lemma 'Metselzand'. [N 30, 48]
II-9
|
21516 |
betrappen |
attraperen (<fr.):
attraperen (Q197p Noorbeek)
|
een dief bij het stelen verrassen [betrappen, attraperen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25106 |
betrekken (lucht) |
betrekken:
⁄t betrèkt (Q197p Noorbeek)
|
eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24561 |
beuk |
beuk:
-
beuk (Q197p Noorbeek),
mannetje:
-
menneke (Q197p Noorbeek),
wijfje:
-
wiefke (Q197p Noorbeek)
|
beuk (Fagus) [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
24468 |
beukennootje |
beukennootje:
-
beukeneutsjes (Q197p Noorbeek),
beukenootje (Q197p Noorbeek)
|
beukennootje [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
21023 |
beurs |
achterin:
achterin (Q197p Noorbeek)
|
De ruimte achter in de kerk, tussen de laatste bank en de deur van het kerkportaal [de beurs?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20786 |
beurs, overrijp |
snotsrijp:
snoets rīēp (Q197p Noorbeek)
|
Hoe noemt u: vruchten die overrijp zijn van binnen (beurs, buikziek?) [N 72 (1975)]
III-2-3
|
21099 |
beurse plek |
bluts:
ideosyncr.
bluts (Q197p Noorbeek)
|
Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
19258 |
bevelen |
bestellen:
besjtelle (Q197p Noorbeek, ...
Q197p Noorbeek)
|
iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19238 |
bewerkelijk (zijn) |
umstndlich (du.):
umstentelig (Q197p Noorbeek)
|
niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|