19450 |
de heg knippen |
(de) haag scheren:
de haag sjèère (Q197p Noorbeek),
(de) heg scheren:
hèk sjèère (Q197p Noorbeek),
scheren:
schèren (Q197p Noorbeek)
|
De heg knippen (knippen, scheren, vegen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
29031 |
de hittegraad vaststellen |
voelen:
vø̄lǝ (Q197p Noorbeek)
|
De hittegraad van het persijzer vaststellen door met een natte vinger te voelen of bijv. door op het ijzer te spugen. [N 59, 78]
II-7
|
32745 |
de hoeken bewerken |
(de hoeken) graven:
grǭvǝ (Q197p Noorbeek),
(de hoeken) omdoen:
ømdoa (Q197p Noorbeek)
|
De trappeleindjes van een wendakker bewerken met de schop (soms met de riek). Voor het hieronder niet gedocumenteerde object van de handeling zie men het vorige lemma. [N 11, 50b add, ; A 33, 6 + 7 + 16 add.]
I-1
|
34627 |
de hoogkar doen achteroverslaan |
opstoten:
opštutǝ (Q197p Noorbeek)
|
De hoogkar doen achteroverslaan, zodat de berries omhoog steken. Het paard dient daartoe te worden uitgespannen, aangezien de bak van de hoogkar niet kantelbaar is. [N 17, 89]
I-13
|
30052 |
de kelder uitgraven |
(de) kelder uitgraven:
kɛldǝr ūt˲grāvǝ (Q197p Noorbeek)
|
De kelderruimte van het bouwwerk met behulp van de steekschop uitgraven. [N 30, 25b; monogr.]
II-9
|
28624 |
de koningin knippen |
de koningin knippen:
dǝ kø̄neŋen knepǝ (Q197p Noorbeek)
|
De vleugels van de koningin of moer knippen. Men probeert hiermee het zwermen te verhinderen. [N 63, 96c; monogr.]
II-6
|
28630 |
de koningin merken |
merken:
mɛrkǝ (Q197p Noorbeek)
|
Het duidelijk herkenbaar maken van de koningin door verf, lak, gekleurde plaatjes. Volgens informanten gebruikt men ook Tippex, gekleurd zilverpapier en nagellak. Een goedkoop en uitstekend middel tot herkenning zijn de staniolplaatjes. Men heeft ze in de kleuren rood, groen, zilver en goud. Elk jaar wordt een andere kleur gebruikt. Er zijn kleine nummertjes op gedrukt van 1 tot en met 100. Met kleefstof wordt één zo''n plaatje op het borststuk van de moer bevestigd. Het nummer geeft het individu aan en de kleur de ouderdom (De Roever, pag. 544). [N 63, 102a; N 63, 102b; Ge 37, 166; monogr.]
II-6
|
34230 |
de melk inhouden |
ophouden:
(de koe) hɛlt ǫp (Q197p Noorbeek),
ǫphǭwǝ (Q197p Noorbeek)
|
Tijdens het melken plotseling geen melk meer geven, gezegd van de koe. [N 3A, 69; monogr.]
I-11
|
34231 |
de melk laten lopen |
(de melk) laten lopen:
(de koe) lēt lǭpǝ (Q197p Noorbeek),
lǭtǝ lōpǝ (Q197p Noorbeek)
|
De melk uit de spenen laten vloeien. [N 3A, 70]
I-11
|
33872 |
de merrie is niet drachtig |
niet vol:
nēt ˲vǫl (Q197p Noorbeek)
|
[N 8, 48 en 49]
I-9
|