e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L322a plaats=Nunhem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slordig slordig: sjlordig (Nunhem) onachtzaam of onordelijk in zijn werk of in zijn geheugen [lod, hordsig, slordig] [N 85 (1981)] III-1-4
slot slot: slot (Nunhem), šlǭ.t (Nunhem) Het steenverband in het gewelf van de stookgangen. [monogr.] || Het verband dat tussen de opgestapelde stenen werd aangebracht om het geheel stevigheid te geven. Doorgaans bestond het slot uit een laag stenen, die afwijkend van de onderliggende lagen gestapeld was (Donkers, pag. 64). [N 98, 105; monogr.] II-8
sluik haar pemelhaar: pemelhaor (Nunhem) recht, sluik haar [N 10 (1961)] III-1-1
sluimeren sluimeren: sloemere (Nunhem) sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)] III-1-2
sluipen kruipen: kroepe (Nunhem) Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, slippen, gluipen). [N 84 (1981)] III-1-2
sluiten (van grond) toe slaan: (na regenbuien).  toeslaon (Nunhem) hard worden, gezegd van aarde [vervloeren, sluiten] [N 81 (1980)] III-4-4
sluitklep paan: WNT: paan (I), zekere harige stof voor kleederen, fluweel [vgl. Van Dale: (II) paan, pane (<Fr.)]; paan (II), doek of lap van wollen, katoenen of linnen stof, waarmede de negers in Afrika die niet geheel naakt gaan het lichaam omgeven, van het middel tot aan de knieën of iets lager [vgl. Van Dale: (I) paan (<Port. <Lat.)].  pan (Nunhem) klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)] III-1-3
sluitpin onder aan een poortvleugel pin: penǝ (Nunhem) Een poortvleugel kan aan de onderzijde gesloten worden door een korte metalen stang of pin te laten zakken in een gat in de drempel. Aan de bovenzijde is meestal een ring of haak waardoor de stang in de hoogste stand kan blijven hangen aan een pin als de poortvleugel geopend wordt. [N 4A, 47c] I-6
sluitspeld toespangel: toewsjpengel (Nunhem) sluitspeld; speld waarvan de punt wordt vastgezet in een dopje of haakje zodat men zich daaraan niet kan bezeren, voor de luier [toespeld, knipspeld, bakelspeld] [N 86 (1981)] III-2-2
sluitstang boven aan een poortvleugel schoude: šau̯ (Nunhem) Een poortvleugel kan aan de bovenzijde gesloten worden door een korte metalen stang omhoog te duwen in een gat in het kozijn. De stang heeft aan de onderzijde vaak een handvat dat met de stang gedraaid kan worden achter een pin of in een gleuf om te voorkomen dat de stang zakt. Meestal wordt slechts één van de beide poortvleugels zo gesloten. [N 4A, 47b] I-6