e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L322a plaats=Nunhem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
turfmanden manden: (enk)  manj (Nunhem) [monogr.] II-8
tussenklauwontsteking scheurklauw: šø̄rklau̯w (Nunhem) Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14] I-11
twee spaden breed spitten met dubbele voor (omspaden): met˱ dø̜bǝl vǭr (Nunhem) Manier van spitten waarbij een voor ontstaat die dubbel zo breed is als de schop, doordat men telkens twee spaden grond naast elkaar uitsteekt. [N 11A, 148e; N 11, 65b add.] I-1
tweede verkoping toeslag: toewsjlaag (Nunhem) de tweede verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij wordt afgemijnd [de toeslag?] [N 21 (1963)] III-3-1
tweespeen tweespener: twēi̯špēnǝr (Nunhem) Koe die slechts uit twee spenen melk geeft. [N 3A, 66] I-11
uienpannenkoek ajuinenkoek: oojekook (Nunhem) Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)] III-2-3
uieren uieren: ȳi̯ǝrǝ (Nunhem) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uierkwartier kwartier: kǝrtēr (Nunhem) Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12] I-11
uitblinken uitblinken: oetblinke (Nunhem) schitteren boven iets of iemand anders, bijzonder begaafd zijn [uitstek zijn, uitblinken] [N 85 (1981)] III-1-4
uitbrander standje: ei sjtandje (Nunhem), uitschieter: oetsjeeter (Nunhem) een lichte afkeuring als straf [ripplement, rappelement, afkemming, kemming, afleiding, schelles, berisping] [N 85 (1981)] || een sterke berisping [uitschijter, schrobbering, schoefeling] [N 85 (1981)] III-1-4