e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L322a plaats=Nunhem

Overzicht

Gevonden: 3136
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een weide scheuren scheuren: šøę̄rǝ (Nunhem), snijwellen: snii̯wɛlǝ (Nunhem) Een weide scheuren is het omploegen van weiland, vooral om het daarna als akkerland te gebruiken. Voor (delen van) varianten die hieronder in de [... [JG 1a + 1b + 1c + 1d; N 11, 42a + b + c; N 11A, 114 + 115a + b; monogr.] I-1
een zandbad nemen (zich) ploeieren: plui̯ǝrǝ (Nunhem) Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.] I-12
een ziekte onder de leden hebben in geen goed vel steken: hae stikt in gei good velle (Nunhem), naar de schop moeten: hae mukt nao de sjöp (Nunhem) ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)] III-1-2
eendenhok eendenkooi: ēnjǝkōi̯ (Nunhem) Afgeschotte ruimte in de stal, doorgaans vlak bij de kippenkooi, waar men eenden houdt. [A 10, 9j] I-6
eenvoudig gewoon: gewêûn (Nunhem) zonder overdaad, weelde of vertoon, niet voornaam [bedest, gewoon, eenvoudig] [N 85 (1981)] III-1-4
eenvoudige of armoedige woning hut: Zo wordt het ook wel genoemd. Toegift: \"aoj brak\"= een oud versleten en vervallen huis.  hut (Nunhem), keet: kêêt (Nunhem) Een eenvoudige, kleine, soms armoedige woning van hout, riet, stro of plaggen gebouwd (kot, hut, brak, keet, patiek) [N 79 (1979)] III-2-1
eenzaat kluizenaar: kloezeniër (Nunhem) alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)] III-3-1
eerlijk eerlijk: ieërlik (Nunhem) zonder leugen en bedrog [treffelijk, eerlijk] [N 85 (1981)] III-1-4
eerste baardharen vleughaar: vluuchhaor (Nunhem) baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)] III-1-1
eerste nazwerm endeling: ɛnjǝleŋ (Nunhem) De eerste nazwerm of met de voorzwerm meegerekend de tweede zwerm. Ze is kleiner dan de voorzwerm. Acht of tien dagen nadat de voorzwerm is weggevlogen, vliegt de tutende, nieuw uitgelopen en nog onbevruchte moer of koningin met een deel van het bijenvolk weg. In deze eerste nazwerm kunnen koninginnen zitten die allemaal nog onbevrucht zijn. Zij vormen ofwel nieuwe afsplitsingen ofwel zij bevechten elkaar op leven en dood, totdat er nog één koningin overblijft. Een volk kan slechts één koningin gebruiken. [N 63, 29c; N 63, 37b; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5; A 9, 6; monogr.] II-6