21548 |
openbare verkoop |
meubelverkoop:
muibelverkoup (L322a Nunhem),
verkoop:
verkoup (L322a Nunhem)
|
openbare verkoping van goederen, huisraad vooral [koopdag, uitroep?] [N 21 (1963)] || openbare verkoping van onroerende goederen [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18199 |
openbroek met linten |
boks:
bŏks (L322a Nunhem)
|
vrouwen (onder)broek (vero) met zijsplitten en voorzien van linten in de pijpband waarmee de kousen worden vastgemaakt [boks] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18163 |
opereren |
opereren:
operere (L322a Nunhem)
|
Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20717 |
opgewarmde koffie |
opgewarmde koffie:
opgewermdje kòffie (L322a Nunhem)
|
Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34480 |
opgroeiend jong kipje |
pulletje:
pø̜lkǝ (L322a Nunhem)
|
Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c]
I-12
|
19293 |
ophitsen |
hissen:
hiese (L322a Nunhem),
stoken:
sjteuke (L322a Nunhem)
|
een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19255 |
ophouden met het werk |
uitscheiden:
oetsjei-je (L322a Nunhem)
|
ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25150 |
opklaren |
lichter worden:
’t waert leechter (L322a Nunhem),
opklaren:
’t klaort op (L322a Nunhem)
|
opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18810 |
oplettend |
attent:
attent (L322a Nunhem)
|
oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32928 |
opper |
grote opper:
grōtǝ ø̜pǝr (L322a Nunhem),
huist:
hust (L322a Nunhem)
|
De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.]
I-3
|