22317 |
oudejaarsavond |
oudjaarsavond:
(zie bijlage/aanvulling):
oadjaoraovendj (L322a Nunhem)
|
Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
29766 |
ovenhitte |
hits:
hę ̞ts (L322a Nunhem)
|
[monogr.]
II-8
|
29771 |
ovenzand |
kolenasse:
kǭlǝ-asǝ (L322a Nunhem)
|
As gemengd met steengruis dat zich tussen de lagen gebakken stenen in de veldoven bevindt. [monogr.]
II-8
|
18589 |
overall |
overall (eng.):
euverall (L322a Nunhem)
|
overall, werkpak uit één stuk [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34168 |
overdragen |
overdragen:
overdragen (L322a Nunhem)
|
Het overschrijden van de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 44]
I-11
|
32797 |
overdwars eggen |
overdwars [eggen]:
ø̄vǝrdwē̜rs (L322a Nunhem)
|
Men egt een akker in de breedte om de ploegvoren te breken of om hem van onkruid te zuiveren. Meestal wordt de akker daarna ook nog eens in lengte geëgd. In de betrokken woordtypen hieronder verschijnen dwars, wars e.d. steeds met a als klinker, ook al beantwoordt aan de meeste dialectvarianten veeleer een type met e (dwers e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting op het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b + 1c + 2c; N 11, 84b; N 11A, 176d + 189d; monogr.]
I-2
|
18695 |
overhemd |
sporthemd:
sporthaemd (L322a Nunhem)
|
overhemd [ingels hemd, sporthemd, frontj] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17889 |
overhoop halen |
ondersteboven halen:
ôngerste baove haole (L322a Nunhem),
schommelen:
sjûmmele (L322a Nunhem)
|
Overhoop halen (modden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18553 |
overjas (alg.) |
jas:
jas (L322a Nunhem),
overjas:
euverjas (L322a Nunhem),
ĕŭverjas (L322a Nunhem),
winterjas:
wintjerjas (L322a Nunhem)
|
herenoverjas; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || herenoverjas; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32796 |
overlangs heen en weer eggen |
over de lengte [eggen]:
ø̄vǝr dǝ leŋdǝ (L322a Nunhem)
|
Bedoeld wordt de manier van eggen, waarbij men in de lengterichting werkend, na het keren de volgende egbaan onmiddellijk (soms met een kleine overlapping) laat aansluiten bij de vorige. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c + 1d; JG 2c; N 11, 84a; N 11A, 176c + 189c; monogr.]
I-2
|