e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nunhem

Overzicht

Gevonden: 3136

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterklauw bijklauw: bii̯klau̯w (Nunhem) Achterste deel van de hoef. [N 3A, 119c] I-11
achternaafband band: bant (Nunhem) De ijzeren band om het achtereinde van de naaf, aan de kant van de wagen. De achternaafband is doorgaans smaller dan de muilband. Zie ook afb. 214. [N G, 43d; N 17, 60b; Vld.] II-11
achterschijf stootplaat: stōtplāt (Nunhem) Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen de naaf en de stootring van het asblok. De achterschijf verhindert dat er tijdens het rijden vet of smeer verloren gaat en vuil de naafbus kan binnendringen. Woordtypen met als tweede lid het woord -ring komen ook voor in het lemma ɛstootringɛ (WLD I.13).' [N G, 50a; N 17, 56; JG 1b, add.] II-11
achteruit plaats: plaats (Nunhem) Open plaats achter een huis (dam, werft, bleek, achteruit, plaats) [N 79 (1979)] III-2-1
achteruitgaan achteruitgaan: achteroet gaon (Nunhem) Achteruitgaan (wijken, deinzen). [N 84 (1981)] III-1-2
achterwand achterhoofd: axtǝrøi̯ (Nunhem), schot: šot (Nunhem) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
adamsappel knop: knoup (Nunhem) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
adder adder: Veldeke  adder (Nunhem) Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)] III-4-2
ademen ademen: aome (Nunhem) ademen [N 10a (1961)] III-1-1
ader ader: aor (Nunhem) ader [N 10a (1961)] III-1-1