e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Nunhem

Overzicht

Gevonden: 3136
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geluksvogel; altijd geluk hebben bofkont: bôfkôntj (Nunhem) iemand die altijd geluk heeft [zwijnjak, boffer, bidzalig] [N 85 (1981)] III-1-4
gemakkelijk gemakkelijk: gemaekelik (Nunhem), spelenderwijs: spelenderwie-s (Nunhem) geen moeite of inspanning vereisend, niet moeilijk [licht, handig, gemakkelijk, zacht, lichtelijk, goed, makkelijk, gemak, spelegaans] [N 85 (1981)] III-1-4
gemakkelijkste wijze; gemakkelijkst; gemakkelijk maken nagemak: nao gemaak (Nunhem) de manier van handelen die het makkelijkst en aangenaamst is [pas] [N 85 (1981)] III-1-4
gemeen slecht: sjlecht (Nunhem) slecht, gezegd van het karakter, de aard [bedekt, laag] [N 85 (1981)] III-1-4
gemene vrouw kreng: ein kring (Nunhem) een vrouw met een slecht en gemeen karakter [venijn] [N 85 (1981)] III-1-4
gemoed gemoed: gemood (Nunhem) het binnenste van de mens als zetel van zijn gevoel [moed, gemoed] [N 85 (1981)] III-1-4
genezen beter: baeter (Nunhem) Genezen: hersteld, beter (klaar). [N 84 (1981)] III-1-2
genoegen (doen) content: côntent (Nunhem) tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)] III-1-4
geraamte geraamte: geraemdje (Nunhem) geraamte [N 10a (1961)] III-1-1
gereed gereed: gereid (Nunhem), klaar: klaor (Nunhem), vaardig: vaerdig (Nunhem) gereedkomen met wat men te verrichten heeft [geraken, klaarkomen] [N 85 (1981)] || klaar met een handeling die verricht moest worden, een handeling verricht hebbend [af, vaardig, klaar, teneinde, ree, verrig] [N 85 (1981)] III-1-4