25225 |
halve maan, eerste kwartier |
eerste kwartier:
êêrste kwarteer (L322a Nunhem)
|
schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25219 |
halve maan, laatste kwartier |
afgaande maan:
aafgaondje maon (L322a Nunhem)
|
schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21607 |
halve stuiver |
lap:
lap (L322a Nunhem)
|
halve stuiver, een 2 1/2 centstuk [lap, sjoe, groot, flapsent, bokkestuiver, grote cent, plak, bots, vierduitstuk?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21606 |
halve-centstuk |
oortje:
ĕŭrtje (L322a Nunhem)
|
halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
29773 |
handbeschermers |
handleertjes:
hantjlē̜rkǝs (L322a Nunhem),
handleren:
hantjlē̜rǝ (L322a Nunhem)
|
Vingerloze handschoenen, uit leer of een oude binnenband vervaardigd, ter bescherming van de handen tegen het schuren bij het laden en lossen. [N 98, 159; monogr.]
II-8
|
33305 |
handcultivator |
cultivator:
køltivātǝr (L322a Nunhem)
|
Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.]
I-5
|
32785 |
handeg |
klein eegdje:
klęin ē̜xtjǝ (L322a Nunhem
[(driehoekig)]
)
|
De termen die in dit lemma bijeen zijn gezet, konden worden geduid als benamingen voor de kleine houten eg die door een persoon wordt voortgetrokken bij de bewerking van een klein perceel of de moestuin. Voor zulk werk kon ook één van de velden van een meerdelige eg worden gebruikt. Voor ''eg'' en ''eg'' zie het lemma ''eg''.' [N 15, 4 add.; N J, 10; A 13, 16b; div.]
I-2
|
17661 |
handen (kindernamen) |
handjes:
hendjes (L322a Nunhem),
polletjes:
poeleke (L322a Nunhem)
|
hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
fikken:
fikke (L322a Nunhem),
klauwen:
klauwe (L322a Nunhem),
vuisten:
vuust (L322a Nunhem)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
21519 |
handgeld |
handgeld:
handjgeldj (L322a Nunhem)
|
eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|