e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L427p plaats=Obbicht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kopen gelden: gelje (Obbicht), kopen: koupe(n) (Obbicht) koopen [SGV (1914)] III-3-1
kopje bak: bak (Obbicht), kopje: køͅpkə (Obbicht) een kop koffie [SGV (1914)] III-2-1
kopjeduikelen kuitelebuit slaan: kautelebout sjlaon (Obbicht) duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)] III-3-2
koppig koppig: köppig (Obbicht) koppig [SGV (1914)] III-1-4
koptouw capuchon: kapǝsun (Obbicht) Touw aan de horens van een koe. [N 3A, 14a] I-11
kopziekte kopziekte: kopziekte (Obbicht) Door de overgang van de stal naar de weide treden stoornissen op in het maagdarmkanaal na plotselinge opname van grote hoeveelheden eiwit uit het jonge gras. Kopziekte komt vooral in het voorjaar voor. Bij een acuut verloop is er een potselinge aanval van krampen, waarbij alle ledematen, hals, hoofd, ogen en oren betrokken zijn. De opeenvolgende krampgolven nemen in hevigheid toe, totdat de dood volgt door een hartkramp (Berns 1983, blz. 137). Door de boeren wordt kopziekte vaak verward met melkziekte. Het zijn allebei zogenaamde deficiëntieziekten: bij kopziekte gaat het dan om een gebrek aan magnesium, bij melkziekte aan calcium. Zie ook het lemma ''kopziekte'' in wbd I.3, blz. 474-475.' [N 3A, 79; A 48A, 3; monogr.] I-11
korenmijt zetten mijten: mitǝ (Obbicht) Het maken van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Het object van de overgankelijke werkwoorden is steeds: een korenmijt, of, kortweg, koren. [N 15, 44; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
korf korf: kø̜rǝf (Obbicht) In het algemeen een uit wissen gevlochten en van een hengsel voorziene mand. Zie ook afb. 284. [N 20, 53; N 40, 37; monogr.] II-12
kornoelje (alg.) konkernol: konkernuule (Obbicht) kornoelje [SGV (1914)] III-4-3
kortademig amechtig: WNT: amechtig, (nieuwe) bet. 2: Ademloos, geheel buiten adem, sterk hijgende [...].  ammegtig (Obbicht), dempig: dempig (Obbicht) dempig [SGV (1914)] || kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)] III-1-2