e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Obbicht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lamp lamp: (kinkee).  lamp (Obbicht) lamp [SGV (1914)] III-2-1
lampenpit wiek: week (Obbicht), wēk (Obbicht) lampepit [SGV (1914)] || lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)] III-2-1
landrol wel: wɛl (Obbicht) De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.] I-2
landstreek streek: streek (Obbicht) streek (in deze ~) [SGV (1914)] III-4-4
lantaarn lucht: luch (Obbicht) lantaarn [SGV (1914)] III-2-1
laster laster: laster (Obbicht) laster [SGV (1914)] III-1-4
lastig (werken) lastig: lestig (Obbicht) lastig [SGV (1914)] III-1-4
laten laten: loate (Obbicht) laten [SGV (1914)] III-1-2
latwerk stekken: stɛkǝ (Obbicht) Latwerk dat op de berries van de kruiwagen gelegd werd, ten einde het laadvlak te vergroten. [N 18, 101; JG 1d] I-13
lawaai maken laweit maken: laweit māke(n) (Obbicht) lawaai maken [SGV (1914)] III-4-4