e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Obbicht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weegtoestel waag: wǭx (Obbicht) Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e] II-1
weekdienst weekdienst: waekdeens (Obbicht) Een wekelijkse mis voor een overledene, weekdienst. [N 96B (1989)] III-3-3
weelde weeld: wêlj (Obbicht) weelde [SGV (1914)] III-3-1
weer naar het jaargetijde allerheiligenzomer: alderheilegezomer (Obbicht), kranenzomer: kranenzomer (Obbicht), kroenekranenzomer: in de tijd dat noten rijpen, zacht.  kroenekranenzomer (Obbicht) weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
weerborstel weerborstel: wirbeustel (Obbicht) valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)] III-1-1
weerlichten weerlichten: wéérleechte (Obbicht), wéérlichte (Obbicht) bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weerlichtx weerlicht: wairleeg (Obbicht), zeebrand: zaebrandj (Obbicht), zeebrand (Obbicht) weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] III-4-4
weersgesteldheid weer: wêr (Obbicht) weer [SGV (1914)] III-4-4
weerwolf weerwolf: wêrwouf (Obbicht) weerwolf [SGV (1914)] III-3-3
wees wees: wees (Obbicht) wees [SGV (1914)] III-2-2