e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Obbicht

Overzicht

Gevonden: 2561
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bussel uitgedorst stro bussel: bø̜sǝl (Obbicht) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
buurman nabuur: noaber (Obbicht) buurman [SGV (1914)] III-3-1
buurt nabuurt: (inne) naobert (Obbicht) buurt (in de ~) [SGV (1914)] III-3-1
buurten buurten: buurte (Obbicht) buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)] III-3-1
castreren knippen: knepǝn (Obbicht), snijden: snii̯ǝn (Obbicht) In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11
cavalier caressant (<fr.): Opm. betekent eigenlijk: vrijer.  Caressant (Obbicht) Cavelier [SGV (1914)] III-3-1
cel cel: sɛl (Obbicht) Zeshoekige opening in de raat. De cel dient voor het uitbroeden van de larven of voor het bergen van honing en stuifmeel. De wijdte tussen de evenwijdige wanden wisselt naar de bijensoort en de ouderdom der raat van 4,74 mm tot 5,50 mm. De normale diepte is 12 mm maar ze kan ook wat minder zijn. [L 1a-m; S 3; Ge 37, 56] II-6
cent cent: cent (Obbicht) cent, een ~ [ook oudere woorden als sans?] [N 21 (1963)] III-3-1
cervelaatworst droogworst: boerendroogworst  dreuègwoos (Obbicht), droogworst?. servelaatworst?  dreuu̯échwoos (Obbicht) droogworst [N 06 (1960)] III-2-3
cichorei suikerij: sookkerei (Obbicht) cichorei [SGV (1914)] III-2-3