30357 |
deurkruk, deurklink |
klink:
kleŋk (L427p Obbicht)
|
Handvat met ijzeren pin dat door de deurstijl in het slot wordt gestoken en dient om de dagschoot van het slot terug te kunnen trekken. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. In Q 95 werd het woord 'klink' zowel gebruikt voor de ring of kruk aan de buitenkant van een deur waarmee men het sluitijzer kon oplichten, als voor het sluitijzer aan de binnenkant van de deur. [N 54, 100; N 79, 8; monogr.; Vld.]
II-9
|
18035 |
diarree |
aan de/het schijt:
ān dǝ šīt (L427p Obbicht),
dunne mest:
dønǝ mɛst (L427p Obbicht)
|
Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.]
I-11
|
21310 |
dief |
dief:
deef (L427p Obbicht),
schelm:
sjelm (L427p Obbicht)
|
dief [SGV (1914)]
III-3-1
|
19080 |
dienst |
dienst:
deens (L427p Obbicht)
|
dienst [SGV (1914)]
III-1-4
|
24300 |
dier, beest |
dier:
deer (L427p Obbicht)
|
dier [SGV (1914)]
III-4-2
|
17676 |
dij |
dik van het been:
diek van `t bein (L427p Obbicht)
|
dij [SGV (1914)]
III-1-1
|
34515 |
dikke leverziekte |
leverziekte:
lē̜vǝrzēktǝ (L427p Obbicht)
|
Dikke leverziekte, leucose, is een virusziekte. De aangetaste dieren hebben een dorre kam; ze zien er bleek uit. Ofschoon de dieren erg vermageren, maakt het achterlijf een dikke indruk. Soms is de te dikke lever te voelen in de buikholte. [N 19, 64; monogr.]
I-12
|
24899 |
dinsdag |
dinsdag:
deensdig (L427p Obbicht),
ich koom têgen dinsdig? (L427p Obbicht)
|
dag; dinsdag [N 07 (1961)] || Dinsdag [ik kom ~] [SGV (1914)]
III-4-4
|
23565 |
dirigent van het zangkoor |
directeur (fr.):
direkteur (L427p Obbicht)
|
De dirigent, de leider van het zangkoor. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32860 |
distel |
distel:
destǝl (L427p Obbicht)
|
De distel (velddistel of akkerdistel, Cirsium arvense) is een hardnekkig onkruid dat zowel in de wei als in de akker bestreden moet worden. De plant heeft sterke, tot diep in de grond vertakte wortels, lange, tot 150 cm hoge stengels die, evenals de lancetvormige bladen, met stekels bezet zijn; de bloemen zijn rood-lila van kleur. De velddistel moet niet verward worden met de melkdistel (Sonchus oleraceus) die wordt geplukt, en soms gekweekt, als konijnevoer. Deze plant zal behandeld worden in de aflevering over het kleinvee. Hier worden eerst de enkelvoudsvormen gegeven: de antwoorden op de vraag naar de naam van de plant. Vervolgens worden ook de meervoudsvormen vermeld; in de woordenschat van de boer zal het begrip immers voornamelijk in het meervoud voorkomen: "die wei staat vol met distels", "distels uitsteken", enz. Zie afbeelding 2. [voor de opgaven in enkelvoud: N 92, 100; L 1 a-m; L 23, 12a; voor de opgaven in meervoud: JG 1b]
I-3
|