19456 |
gloed |
gloed:
gloed (L427p Obbicht),
hitte:
hitte (L427p Obbicht)
|
Hitte, warmte die van een vurige massa uitstraalt (gloed, hitte, warmte) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23607 |
gloria |
gloria (lat.):
gloria (L427p Obbicht)
|
De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18957 |
gluiperd |
valse kerel:
Opm. wordt hiermee omschreven.
valsje kêrel (L427p Obbicht)
|
gluiper [SGV (1914)]
III-1-4
|
23426 |
godslamp |
godslamp:
gaodslamp (L427p Obbicht)
|
De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34172 |
goed liggen |
goed:
gōt (L427p Obbicht),
normaal liggen:
normaal liggen (L427p Obbicht)
|
Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51]
I-11
|
34120 |
goede vleeskoe |
goedgevleesde koe:
gōtgǝvlēs˱de kō (L427p Obbicht)
|
Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b]
I-11
|
33024 |
goede- opbrengst geven |
(is goed) verschenen:
vǝršinǝ (L427p Obbicht),
opbrengen:
ǫbręŋǝ (L427p Obbicht)
|
Werkwoordelijke uitdrukking van het vorige lemma "de oogst levert goed op", "staat er goed voor". Zeer algemene uitdrukkingen als "(de oogst) staat goed" of "(de oogst) staat schoon" zijn hier niet opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''groeien'' (1.1.4). [N 15, 12; monogr.; add. uit N 15, 10 en 11; L 5, 39; L 39, 39]
I-4
|
21326 |
goedkoop |
goedkoop:
goojekoup (L427p Obbicht)
|
goedkoop [SGV (1914)]
III-3-1
|
17903 |
gooien |
gooien:
gaoien (L427p Obbicht),
gaoëje (L427p Obbicht),
goije (L427p Obbicht),
smijten:
sjmiete (L427p Obbicht),
smiete (L427p Obbicht),
smieten (L427p Obbicht)
|
gooien [goesje] [N 38 (1971)] || gooien; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)] || werpen [SGV (1914)]
III-1-2
|
21627 |
gouden twintig frank |
napoleon:
Note: invuller twijfelt over dit antwoord.
napolon (L427p Obbicht)
|
Betekenis en uitspraak van: napoleon? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)]
III-3-1
|