e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
graankorrel koren: kǭrǝ (Oirlo) Vruchtkorrel van een graangewas. Het fonetisme van het type koren in de betekenis "korrel" verschilt van dat van hetzelfde type koren met de betekenis "graan" in de lemma ''graan, koren'' (1.2.1) en met de betekenis "rogge" in het lemma ''rogge'' (1.2.4). In de laatste twee gevallen zijn er meer aanpassingen in de richting van het Nederlands dan in het onderhavige lemma. Om deze reden, en vanwege het voorkomen van vele dubbelvarianten in één plaats, zijn alle opgaven in dit lemma fonetisch volledig gedocumenteerd, waarbij dezelfde hoofdordening van de varianten is aangehouden als in de twee boven genoemde lemma''s. Ook de opgegeven meervouden zijn hier genoteerd. De varianten van het type korentje zijn eerst naar de verkleinwoorduitgang geordend en daarna naar het vocalisme van het grondwoord koren; de umlautsvormen (en de eventuele ontrondingen daarvan) staan steeds na de klankkleur van het grondwoord.' [N M, 23a, 23b; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 28, 33; S 19; monogr.] I-4
graanschep schupje: sxøpkǝ (Oirlo) De oorspronkelijk houten schep met een korte steel die men met één hand kon hanteren om graan in de zakken te scheppen. Vergelijk ook de toelichting bij het lemma ''graanschop'' (6.3.13). Zie afbeelding 17.' [N 18, 8] I-4
graat graat: graot (Oirlo), groat (Oirlo), visbeen  graot (Oirlo), visgraat: visgraot (Oirlo) graat [SGV (1914)] || graat ve vis || Hoe noemt u een been of beentje van een vis (graat, vlim, vin) [N 83 (1981)] || visgraat III-4-2
gracht gracht: gracht (Oirlo), gráácht (Oirlo) een ringkanaal rondom bijv. een vesting; een kanaal met langs de oevers huizen (gracht, wijert, rui, wal) [N 90 (1982)] || gracht [DC 02 (1932)] III-3-1
graf graf: graf (Oirlo, ... ) Een graf [graf, graaf, jraaf?}. [N 96A (1989)] || graf [SGV (1914)] III-3-3
grafkruis grafkruis: grafkruus (Oirlo) Een houten of stenen kruis op een graf [grafkruus, graaf-/jraafkruuts?]. [N 96A (1989)] III-3-3
grafsteen steen: stieën (Oirlo) grafsteen, zerk III-2-2
grafzerk grafsteen: grafstieen (Oirlo) Een grafsteen, grafzerk, grafmonument [graf-/graafsteen,-stieën,-sjtein, jraafsjtee, jraafdenkmaal?]. [N 96A (1989)] III-3-3
grap grap: grap (Oirlo, ... ), lol: lol (Oirlo), mop: mop (Oirlo), vertelseltje: verteilselke (Oirlo), wits: wiets (Oirlo) een grappig, koddig gezegde [slag, dreun] [N 87 (1981)] || iets mals, iets zots, wat een persoon doet of zegt [grap, scherts, kortswijl, ui, kleutje, truut, spel, krak, zwans] [N 85 (1981)] || ui (grap) [SGV (1914)] III-3-1
grapjas floeperd: floeperd (Oirlo), grapjas: grapjas (Oirlo), lolboks: en lolbôks (Oirlo), oelewapper: oelewápper (Oirlo), plezierige, een -: enne plezierige (Oirlo) grapjas || iemand die altijd grapjes maakt [schacht, grapjas] [N 85 (1981)] || snaak, grapjas || vol grappen, vermakelijk, gezegd van een persoon [plezierig, plezant, grappig] [N 85 (1981)] III-1-4