e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grappig grappig: grappig (Oirlo) grappig [SGV (1914)] III-1-4
gras gras: gras (Oirlo), grãs (Oirlo) De algemene benaming voor het gewas, zo uitvoerig mogelijk gedocumenteerd, zodat in de volgende lemma''s naar deze opgaven en naar de klankkaart kan worden verwezen. Op de klankkaart van het type gras zijn de vormen met betoning niet apart aangegeven; men kan bij dit woord aannemen dat het in het gehele polytone gebied sleeptoon heeft. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 14, 88a; JG 1b, add.; Wi 54; S 11; L 1 a-m; L 1u, 75; L 20, 26a; L 35, 65; L. 39, 41; A 2, 54; A 4, 26a; A 4, 28; RND 111; monogr.] I-3
gras (af)maaien snijden: snii̯ǝ (Oirlo) Hieronder worden de specifieke woorden voor het maaien van het gras opgenomen; vergelijk de toelichting bij het voorgaande lemma. Het object is in alle gevallen "gras". Het woordtype afmaaien is hier het frequentst; per variant van af- staan hier eerst de vormen waarvan het tweede element identiek is aan de in het voorgaande lemma fonetisch gedocumenteerde opgaven voor maaien; daarna de daarvan afwijkende opgaven voor -maaien. [N 15, 15a add.; N 18, 79 add.; A 23, 16 add.; L 35, 85; RND 122 add.; Lu 1, 16 II add.; monogr.] I-3
graspieper taats: anthus pratensis  taats (Oirlo), wijntapper: anthus pratensis  wiendtöpper (Oirlo) graspieper III-4-1
grasveld, bleekveld bleek: bleik (Oirlo), groes: groēs (Oirlo), grōēs (Oirlo) het grasveld waarop men wasgoed te bleken legt [bleek, dries, groes] [N 90 (1982)] || klein grasveld bij het huis || Onderhouden grasveld (bleek, gazon, gruis) [N 79 (1979)] III-2-1
graszode vlag: vlax (Oirlo), (mv)  vlagǝ (Oirlo) Vierkant afgestoken stuk van de met gras begroeide bovengrond. Naar dialectbenamingen voor de graszode is vaak navraag gedaan getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma. In verschillende enqu√™tes werd gevraagd naar de zode in het algemeen zowel de graszode als de heizode. De opgaven die betrekking hadden op de heizode zijn ondergebracht in lemma 3.14 ɛheizodeɛ.' [N 14, 77a; N 14, 77b; N 27, 39g; GV, K6; JG 1a, 1b; L 8, 123; L B2, 273; S 46; NE 2 II, 15; N 18, 38 add.; N 18, 40 add.; monogr.] I-8
grauwe renet rabauwappel: appelsoort, zure winterappel  rabowápel (Oirlo) grauwe renet I-7
grauwe vliegenvanger vliegenvanger: muscipapa parva; klein vogeltje waarvan men zegt dat het vliegen van de rug van paarden of koeien pikt  vliēgevenger (Oirlo) vliegenvanger: vogel, soort III-4-1
graven spaden: spaaje (Oirlo) Graven: met een spade of ander gereedschap in de grond delven (graven, spitten, spaden, paleien). [N 84 (1981)] III-1-2
graven (mv.) graven: grave (Oirlo) De graven meervoud [graaf, graver, jraver, grèèver?]. [N 96A (1989)] III-3-3