e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L216p plaats=Oirlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lakschoen lakschoen: lakschōēn (Oirlo), kreeg je bij de Plechtige Communie  lakschoen (Oirlo) lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)] III-1-3
lam kemel: kēmǝl (Oirlo), lam: lām (Oirlo), lammetje: lɛmkǝ (Oirlo), lɛmǝkǝ (Oirlo), liemes: limǝs (Oirlo), schaapje: sxø̜pkǝ (Oirlo) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12
lammetjespap lammetjespap: Syst. WBD  lemkes-pap (Oirlo) Pap van boekweitmeel (lemmekespap?) [N 16 (1962)] III-2-3
lamp lamp: laamp (Oirlo), wiek: wiek (Oirlo) lamp [SGV (1914)] III-2-1
lampenpit kousje: köwske (Oirlo), lampenkousje: laampeköwske (Oirlo), lámpeköwske (Oirlo), lampenpit: lāmpəpet (Oirlo), lemmet: limmet (Oirlo), lîmmet (Oirlo), lemmetgaren: limmetgare (Oirlo), wiek: wiek (Oirlo) gloeikousje van een gaslamp || gloeikousje voor een gaslamp || katoenen pit voor olielamp || katoentje van een petroleumlamp || kousje van een gaslamp, petroleumgaslamp || lampepit [SGV (1914)] || lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)] || lont III-2-1
lancet fijn mesje: en fien meske (Oirlo) Lancet: plat mesje met fijne punt en zeer scherpe snede, in de chirurgie gebruikt (vlim). [N 84 (1981)] III-1-2
landauer landauer: landauer (Oirlo) een vierwielig rijtuig voor vier personen met afzonderlijke beweegbare voor- en achterkap [landauer] [N 90 (1982)] III-3-1
landstreek streek: de streek (Oirlo), streep: streep (Oirlo) landstreek, gebied dat door bijv. tradities, landschap, taal enz een zekere eenheid vormt [contrei, streek, strom] [N 81 (1980)] || streek (in deze ~) [SGV (1914)] III-4-4
lang schortlint snoer: snoere (Oirlo, ... ) linten, lange ~ of banden waarmee een voorschoot om het middel wordt geknoopt [binders] [N 24 (1964)] III-1-3
lange broek lange boks: lange bôks (Oirlo) pantalon, lange broek [N 23 (1964)] III-1-3